23716 |
rozenkrans |
paternoster:
paternoster (Q001p Zonhoven),
rozenkrans:
roezekrans (Q001p Zonhoven),
roezenkrans (Q001p Zonhoven)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
roezenkrans (Q001p Zonhoven),
rozenkransgebed:
roezekransgebed (Q001p Zonhoven)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roezekransmoand (Q001p Zonhoven),
roezekransmoant (Q001p Zonhoven)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
WLD
rozijn (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenmik:
rezijnemik (Q001p Zonhoven)
|
rozijnenbrood
III-2-3
|
17767 |
rug |
croupon:
croupon (Q001p Zonhoven),
rug:
pen e mənə rəch (Q001p Zonhoven),
rö:g (Q001p Zonhoven),
röch (Q001p Zonhoven),
rø̜x (Q001p Zonhoven),
rəch (Q001p Zonhoven)
|
de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, II-10, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (Q001p Zonhoven)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
17640 |
ruggengraat |
strang:
strank (Q001p Zonhoven)
|
Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (Q001p Zonhoven)
|
Wervel van de ruggegraat (welver). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
vliegenkleed:
[vliegenkleed] (Q001p Zonhoven)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|