e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtwiel molette: malɛtǝ (Zonhoven  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), poulie: puli (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]), rad van het bellefleur: rāǝt van ǝt bɛlflø̄r (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaduw, lommer killeschaai: keleschao.ëj (Zonhoven), kleschao.ëj (Zonhoven), koeleschaai: vje zitten in de kulleschaij (Zonhoven), lommer: loo.mer (Zonhoven), ló.mmer (Zonhoven), de o is halflang  lōmer (Zonhoven), schaai: cf. WNT s.v. "schade (II) - scha, schaai  schaoj (Zonhoven), scheem: vie zetn en ə kləsxeawej (Zonhoven) lommer, schaduw || schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schaft malète: malɛt (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Winterslag, Waterschei]), malètetijd: malɛttęjt (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Eisden]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaften malète maken: malɛt mǭkǝn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Beringen]) Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5
schafttijd schofttijd: sxoftɛ.t (Zonhoven) schafttijd [RND] III-3-1
schalmen afschalmen: afschalmen (Zonhoven) Het langs de kanten schuin afsnijden van het leer. "Bij contrefort en neus moet er goed voor gezorgd worden, dat de kanten dun uitloopen, zoodat geen oneffenheden in het bovenleer ontstaan op de plaats, waar contrefort en neus eindigen; zij moeten worden geschift." (Directie, pag. 300). Schalmen is hetzelfde als schiften (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 50b] II-10
schalmplank schalmplank: schalmplank (Zonhoven) Het houten blok of de plank waarop men het leer schalmt ofwel afschuint. Volgens de informant van L 293 schalmt men overleer op glas en zoolleer op een plank. [N 60, 51a] II-10
schande schande: schaan (Zonhoven, ... ), scháán (Zonhoven), tes schān (Zonhoven) schande || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] || t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-1-4, III-3-3
schapenboer scheper: sxīǝ.pǝr (Zonhoven) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapestal, schaapskooi schapestal: sxu ̞ǫpǝ[stal] (Zonhoven), stalletje: stɛlǝkǝ (Zonhoven) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6