33782 |
schoft |
schocht:
sxo.xt (Q001p Zonhoven)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
schafttijd:
schaftijd (Q001p Zonhoven)
|
een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭ.l (Q001p Zonhoven)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
schoggelen:
žugǝlǝ (Q001p Zonhoven)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
schoudertrekken:
schoortrekken (Q001p Zonhoven)
|
Schouders ophalen (schokschouweren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
pladijs:
pladijs (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schok:
schok (Q001p Zonhoven),
schók (Q001p Zonhoven),
ən schok (Q001p Zonhoven),
ən sXɛk (Q001p Zonhoven),
/
een schok (Q001p Zonhoven),
schok (Q001p Zonhoven),
Ik gebruikte zowel de woorden schok als schommel, doch schommel - denk ik - het meest
schok (Q001p Zonhoven),
Op/In de schok gaan zitten.
schok (Q001p Zonhoven)
|
*Schok2: Schommel. || / [SND (2006)] || Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || III. *Schok: Schommel. || schommel [SND (2006)] || Schommel. [ZND 14 (1926)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokken:
schokken (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
schokə (Q001p Zonhoven),
schókke (Q001p Zonhoven)
|
b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Schokken: *2. Schommelen. || Schokken: *Op en neer zwieren in een schok (III) [schommel]. || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
de wichter zen no school (Q001p Zonhoven),
sxo.l (Q001p Zonhoven)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
schoolhoofd:
schoolhoofd (Q001p Zonhoven)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|