32897 |
slijpzand, zavel |
zand:
zã.nt (Q001p Zonhoven)
|
Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.]
I-3
|
20502 |
slikken |
slikken:
slikken (Q001p Zonhoven)
|
slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
27703 |
slikvijver |
slamkoot:
slamkǭt (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Zolder])
|
Het afvalwater van de mijn liet men in bassins met overslag bijeenstromen. Het bezinksel, fijn kolenslik, in Limburg ook wel slam genoemd, werd als brandstof verkocht. [N 95, 35; monogr.]
II-5
|
19282 |
slim |
rap:
rap (Q001p Zonhoven),
slim:
slum (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
schrander, slim || schrander, uitgeslapen, verstandig || slim
III-1-4
|
18989 |
slimmerik |
rappe, een -:
rappe (Q001p Zonhoven),
slimmerik:
slummerik (Q001p Zonhoven)
|
een rappe, scherpzinnige || slimmerik
III-1-4
|
28662 |
slingeren |
slingeren:
sleŋǝrn (Q001p Zonhoven)
|
Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.]
II-6
|
28661 |
slingerhoning |
slingerhoning:
sle.ŋǝrhōneŋ (Q001p Zonhoven),
sleŋǝrōǝneŋ (Q001p Zonhoven)
|
Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
25072 |
slinken, minder worden |
zakken:
zakken (Q001p Zonhoven)
|
minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18228 |
slip |
slip:
slip (Q001p Zonhoven)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
pitteleer (<fr.):
Fr. pet-en-lair.
pieteliër, pitteliër (Q001p Zonhoven),
slipjas:
z. ook o. **pitteleer.
slupjás (Q001p Zonhoven),
zwaluwstaart:
zwa.lleve(r)stárt (Q001p Zonhoven)
|
**pitteleer: slipjas, soort van korte jas met lange slippen || slipjas || zwaluwstaart: slipjas
III-1-3
|