e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
splitsing van de stam gaffel: WLD  gaffel (Zonhoven, ... ), vork: WLD  veurk (Zonhoven, ... ) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spoetnik? spoetnik: spoetnik (Zonhoven) Spoetnik: *2. Duivenslag van recenter model. III-3-2
sponningschaaf rabatschaaf: rabatschaaf (Zonhoven) De smalle schaaf die gebruikt wordt om sponningen te steken of te verdiepen. Zie ook afb. 39. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de sponningschaaf. Zo kan de breedte van de zool en beitel variëren en is er bij sommige modellen een breedte- en eventueel ook een dieptegeleider aangebracht. Zie ook het volgende lemma. De sponningschaaf zonder geleider wordt doorgaans boorschaaf genoemd. Hij wordt gebruikt om reeds geschaafde sponningen te vergroten of te verdiepen. [N 53, 63a-b; N 53, 64; N 53, 66; N G, 37a; monogr.] II-12
spoorweg spoorweg: spoorweg (Zonhoven) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
sporkehout klotsbeer: W.N.T. en C.V. klotsbees vrucht van het sporkehout; L.J. klotsberenhoat: de onrijpe bessen dienden om de klots (proppenschieter) te laden  klótsbee.ëre (Zonhoven), spork: spö.rrek (Zonhoven, ... ), sporkenhout: sporkehout (Zonhoven), ook genoemd: hónzenhóó.t, o. *hondshout: z. L.J. p. 90  spö.rrekenhóó.t (Zonhoven), vuilbomenhout: (z. ook ald.)  vóó.ëlboemenhóó.t (Zonhoven) bessen van het sporkehout || hondshout || sporkeboom || sporkehout III-4-3
sporten sproten: (enkelv)  sprū.t (Zonhoven) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spouw spouw: spǫw (Zonhoven) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwmuur spouwmuur: spǫw[muur] (Zonhoven) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreeuw schouwveger: sxōvēͅgər (Zonhoven), spreef: sprīf (Zonhoven), spreeuw: sprief (Zonhoven), sprīf (Zonhoven), spruuf (Zonhoven, ... ) spreeuw [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten kallen: hiè ka vlâms kallən (Zonhoven), ni ha͂rt kaln (Zonhoven) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] III-3-1