e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijgbeugels stijgbeugels: stē̜.bø̄.gǝls (Zonhoven) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijl, stempel mannetje: (mv)  mɛnǝkǝns (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]), montant: montōn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Winterslag]) Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781] II-5
stijve mortel te stijf: tǝ stɛ̄f (Zonhoven) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: stikken (Zonhoven) Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2
stikker, stikster stikker: stikker (Zonhoven) Degene die het stikwerk doet. "Vrouwelijke arbeiders, de zoogenaamde stikmeisjes, komen op vele werkplaatsen voor; heeft de patroon zelf dochters, dan verrichten deze bijna altijd dit werk, soms in de huiskamer, maar meestal ook in het algemeene arbeidsvertrek. De vrouw des huizes stikt gewoonlijk in de huiskamer." (Directie, pag. 311). [N 60, 65] II-10
stilstaan hou: hou̯ (Zonhoven), ju(j): jȳ (Zonhoven) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stinken (Zonhoven) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] III-1-1
stinkende gouwe wrattenkruid: vrattəkrowət (Zonhoven), wartekroued (Zonhoven), wartekruid (Zonhoven) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stinkzwam koetetten: koutétte (Zonhoven) stinkzwam III-4-3
stoel stoel: stuəl (Zonhoven), Pákt ne st؉.ël én stòòët éffe: neem een stoel en sta even (d.i. schertsend: ga zitten)  stōē.ël (Zonhoven) stoel [ZND 07 (1924)] III-2-1