23437 |
stoelen op het priesterkoor |
stoelen op het koor:
de stul opt koer (Q001p Zonhoven)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18775 |
stof |
stof:
stoͅf (Q001p Zonhoven),
[stof1]
stóf (Q001p Zonhoven),
stub:
hèèë lȉ.ët (d)e stöp dik: hier ligt veel stof
stöp (Q001p Zonhoven)
|
stof [ZND 07 (1924)] || stof: weefsel
III-1-3, III-2-1
|
19430 |
stof afnemen |
afstoffen:
ao.fstòffe (Q001p Zonhoven),
afstubben:
ao.fstöbbe (Q001p Zonhoven),
stubben:
stöbbe (Q001p Zonhoven)
|
afstoffen || stoffen
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blēk (Q001p Zonhoven),
bleͅk (Q001p Zonhoven)
|
stofblik [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
kleine maal:
kleͅan møl (Q001p Zonhoven),
stofdoek:
stòfdòk (Q001p Zonhoven),
stofvod:
stoͅf˃voͅt (Q001p Zonhoven),
stòfvót (Q001p Zonhoven)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] || stofdoek
III-2-1
|
28203 |
stofgrendel, stofbarriere |
stofplank:
stofplaŋk (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.]
II-5
|
30728 |
stofvrij droog |
droog:
droog (Q001p Zonhoven)
|
Gezegd van een verflaag die zover gedroogd is dat stof zich er niet meer aan hecht. [N 67, 74c]
II-9
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
gard:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
gëart (Q001p Zonhoven),
lat:
lat (Q001p Zonhoven),
roede:
van de roej krijgen = slaag krijgen
roej (Q001p Zonhoven),
zweep:
znd 23, 60c;
zwip (Q001p Zonhoven)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] || gard (stok) [ZND 01 (1922)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] || wis, twijg, rijs (om te straffen)
III-2-2
|
18683 |
stola |
stool (<lat.):
stool (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
stolp (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|