23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (Q001p Zonhoven)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
vazel:
vǭ.zǝl (Q001p Zonhoven)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
27567 |
vakbond |
syndicaat:
sendekāwt (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Domaniale])
|
Vereniging van werknemers. Men kende een katholieke en een socialistische vakbond. [N 95, 982; N 95, 982 add.]
II-5
|
19051 |
vals |
vals:
va.ls (Q001p Zonhoven)
|
vals, onoprecht, onbetrouwbaar
III-1-4
|
22333 |
vals spel |
gebrod:
Is dat hier bijkans gedaan met dat gebrod?
gebrøt (Q001p Zonhoven)
|
Gebrod: *Het vals spelen.
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
brodden:
VD broddelen: knoeien, slecht, slordig werken; WNT brodden knoeien, bederven, Kil. brodden, inepte operari, R. bruiden.
bröd`de (Q001p Zonhoven),
foetelen:
foetele (Q001p Zonhoven),
foetelen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
1. Ge moogt niet foetelen bij het kaartspelen.
futəln (Q001p Zonhoven)
|
**Brodden: Oneerlijk, vals spelen, inz. bij het spel. || **Foetelen: 1. Vals spelen, inz. bij het kaarten. || *Foetelen: Oneerlijk zijn. || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
brodder:
Afl. sub brodden.
bröd`der (Q001p Zonhoven),
brodzak:
Ss. sub brodden.
bröt`zak (Q001p Zonhoven),
foetelaar:
Afl. sub **foetelen.
foeteliër (Q001p Zonhoven),
Afl. sub foetelen.
foetelaar (Q001p Zonhoven),
haarzak:
hoarzak (Q001p Zonhoven)
|
**Foetelaar, bedrieger (in het spel). || [Valsspeler]. || Brodder**, valsspeler. || Brodzak*, id. brodder** [valsspeler]. || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van duvel bezèten (Q001p Zonhoven)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20474 |
van hoge afkomst |
van goed volk:
van gŏĕ fòllək (Q001p Zonhoven),
van goede familie:
vá goej famīē.le (Q001p Zonhoven),
van goede komaf:
gooje kòmao.f (Q001p Zonhoven),
van hoge afkomst:
van hōēg a͂a͂fkəmst (Q001p Zonhoven)
|
goede afkomst || van goede afkomst || van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
34489 |
van veren wisselen |
rijzen:
ręi̯zǝ (Q001p Zonhoven),
ręi̯zǝn (Q001p Zonhoven)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|