24555 |
verwelkt |
kapot:
WLD
kapot (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
verslakt:
WLD
verslakt (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
bedörvə kéint (Q001p Zonhoven),
bədərəvə kɛint (Q001p Zonhoven),
kindskop:
kinskop (Q001p Zonhoven),
strontbedorven jong:
stró.ntbedö.rreve jò.nk (Q001p Zonhoven),
verkindst kind:
vərkinst kéint (Q001p Zonhoven),
vertroeteld wicht:
vərtroetəelt wéécht (Q001p Zonhoven)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)] || een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] || een rotverwend joch
III-2-2
|
30014 |
verzopen mortel |
waterzat:
wǭtǝrzǭt (Q001p Zonhoven)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
27621 |
verzuimdienst |
bommelschicht:
bumǝlsxext (Q001p Zonhoven
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.]
II-5
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
vespers (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
accent circonfl op eerstvolgende klinkerteken
v^ɛspərs (Q001p Zonhoven)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
Fr. gilet; z. ook o. wammes.
zjeléé (Q001p Zonhoven),
wambuisje:
wēmeske (Q001p Zonhoven),
wièməskən (Q001p Zonhoven),
z. ook o. gilet.
wië.meske (dim.) (Q001p Zonhoven)
|
**gilet: vest || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] || wammes: wambuis, vest zonder mouwen, gedragen onder de jas van een herenpak || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
30928 |
veter |
staartel:
startǝl (Q001p Zonhoven),
stɛrtǝl (Q001p Zonhoven)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
33665 |
vetweide |
beestenwei:
bistǝwē (Q001p Zonhoven),
wei:
wē (Q001p Zonhoven)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (Q001p Zonhoven)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vi̯arǝl (Q001p Zonhoven)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|