34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q001p Zonhoven),
hęn (Q001p Zonhoven),
hɛn (Q001p Zonhoven),
tiet:
tīǝt (Q001p Zonhoven)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
epistelkant:
=mannen!!
epistelkant (Q001p Zonhoven)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vraoleiklier (Q001p Zonhoven)
|
Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
30871 |
vrouwenleest |
vrouwenleest:
vrouwenleest (Q001p Zonhoven)
|
De leest voor vrouwenschoenen. Het betreft de maten 36 tot en met 43. [N 60, 186e]
II-10
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
vroaleionnergoed (Q001p Zonhoven)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
onderlijfje:
onnerlufke (Q001p Zonhoven)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
koteren:
kōē.ëtere (Q001p Zonhoven),
oude veger:
nen aaë viëger (Q001p Zonhoven),
vegen:
viëge (Q001p Zonhoven),
veger:
viëger (Q001p Zonhoven),
vrouwliegek:
vroolijgék (Q001p Zonhoven),
vrouwlieman:
vroolijma.n (Q001p Zonhoven),
wijvergek:
wèè.ëvergék (Q001p Zonhoven)
|
achter de vrouwen aanzitten, handtastelijk gedragen || meisjes nalopen, flirten || oude vrouwengek || rokkenjager || vrouwengek || vrouwenloper
III-2-2
|
21584 |
vruchtgebruik |
vruchtgebruik:
vruchtgebruik (Q001p Zonhoven)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20274 |
vruchtwater |
water:
wao.ëter (Q001p Zonhoven)
|
vruchtwater
III-2-2
|
24965 |
vuil in sloten |
drift:
drift (Q001p Zonhoven)
|
vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|