33142 |
zeef in de wanmolen |
rooster:
rȳstǝr (Q001p Zonhoven)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
19472 |
zeemlap |
vensterleer:
vi.nsterliër (Q001p Zonhoven),
zeemleer:
ziemliër (Q001p Zonhoven),
zeemvel:
ziemvé.l (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
zeemlap || zeemle(d)er || zeemvel
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zi.p (Q001p Zonhoven),
zīp (Q001p Zonhoven),
zyp (Q001p Zonhoven)
|
Zeep [ZND 03 (1924)], [ZND 04 (1924)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
zeepsop:
ziepsóp (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
zeepwater:
ziepwao.ëter (Q001p Zonhoven),
zipwa͂tər (Q001p Zonhoven)
|
zeepoplossing || zeepsop || zeepsop (oplossing van zeep en water) [ZND 08 (1925)] || zeepwater
III-2-1
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
dikke aardappelen:
dekǝ [aardappelen] (Q001p Zonhoven)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|
33162 |
zeer kleine aardappelen |
aardappeltjes:
jępǝlkǝs (Q001p Zonhoven),
kleine aardappelen:
klēn japǝl (Q001p Zonhoven),
patatjes:
pǝtɛtǝkǝs (Q001p Zonhoven)
|
Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.]
I-5
|
25140 |
zeer warm weer |
heet (weer):
heet (Q001p Zonhoven)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23657 |
zegen aan het eind van de mis |
benedictie (<lat.):
benedictie (Q001p Zonhoven),
beneficie (<lat.):
beneviesen (Q001p Zonhoven),
zegen:
zegen (Q001p Zonhoven)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23662 |
zegen met het allerheiligste |
benedictie (<lat.):
benedictie (Q001p Zonhoven),
zegen:
zegen (Q001p Zonhoven)
|
De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24885 |
zegge |
snijgras:
wegens de scherpe halmen van sommige zeggesoorten: z. L.J. p. 110
snij.grao.ës (Q001p Zonhoven),
snèè.ëgrao.ës (Q001p Zonhoven),
zaar:
T. saar buntgras, ohd. sahar, mhd. saher rietgras, os. saherai rietgras, z. ook J. Mol p. 564 en 565
sòòër (Q001p Zonhoven)
|
zegge || zegge, rietachtig gras
III-4-3
|