21128 |
damesfiets |
vrouwluivelo:
vrolijvelo (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18207 |
dameskous? |
vrouwluikous:
vrolij kòsen (Q001p Zonhoven)
|
Vrouwenkousen [kousen, hosen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
ma.ntel, maa.ntel (Q001p Zonhoven),
mantəl - mantəl (Q001p Zonhoven)
|
mantel || mantel (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18577 |
damesonderbroek |
slipje:
slipke (Q001p Zonhoven),
vrouwluionderbroek:
vroaleionnerbroak (Q001p Zonhoven)
|
Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] || Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
afroken:
ao.froeke (Q001p Zonhoven),
Dië roekt nógal wat ao.f óp nen dao.ch: jij rookt dagelijks nogal veel
ao.froeke (Q001p Zonhoven),
dompen:
dò.mpe (Q001p Zonhoven),
Tabak verbruiken Ze zitten teegen t‰.ën óp te dò.mpe: ze roken om de meest
dò.mpe (Q001p Zonhoven),
paffen:
pa.ffe (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
paa.fe (Q001p Zonhoven),
paffen (Q001p Zonhoven),
wasemen:
wao.ëseme (Q001p Zonhoven),
wao.ëzeme (Q001p Zonhoven)
|
afroken || dampen || paffen || paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || sterk roken || veel roken || wasemen
III-2-1, III-2-3
|
28402 |
dar |
dar:
dar (Q001p Zonhoven),
eer:
ē.r (Q001p Zonhoven)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
21084 |
darmvet |
darmvet:
omgeeft de darmen; mindere soort vet
dɛ.rəmveͅt (Q001p Zonhoven)
|
darmenvet [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
23168 |
darts |
flikken:
Waarschijnlijk bij Nl. flikkeren werpen en Kil. fliggeren, volitare.
flikke (Q001p Zonhoven),
vogelenpik (zn.):
Zie ook roosblok, flikblok.
vogələpik (Q001p Zonhoven),
vogelenpikken:
Afl. sub **vogelpik.
voogelepikke (Q001p Zonhoven)
|
*Vogelepik: **Vogelpik. || *Vogelpikken, darts spelen. || Flikken: *2. Darts spelen.
III-3-2
|
23170 |
dartsblok |
flikblok:
fliGblok (Q001p Zonhoven),
roosblok:
Cfr. vogelepik.
ruzblok (Q001p Zonhoven),
vogelenpik:
voogelepik (Q001p Zonhoven)
|
**Vogelpik: 1. Darts, spel waarbij met kleine scherpe pijltjes naar een doel (schijf) wordt gegooid; 2. De schijf van dit spel. || *Flikblok: Ronde blok waarnaar men de flik gooit. || *Roosblok: Blok waarnaar men gooit in het vogelepikspel.
III-3-2
|
23171 |
dartspijltje |
flik:
Lb. Id. vlik pijl met horen; korte zeisie, die krom is.
flik (Q001p Zonhoven),
Tuerlinckx, pag. 188.
flik (Q001p Zonhoven)
|
*Flik: 1. Klein, scherp pijltje waarmee men werpt in het **vogelpikspel (darts). || Flik: *Pijl waarmee men werpt in het vogelepikspel.
III-3-2
|