21310 |
dief |
schelm:
sXeͅləm (Q001p Zonhoven),
sXèləm (Q001p Zonhoven)
|
dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
plateau:
platoo (Q001p Zonhoven)
|
presenteerblad
III-2-1
|
19080 |
dienst |
post:
pǫst (Q001p Zonhoven [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De werktijd van één man op één dag. [monogr.; Vwo 282; Vwo 617; Vwo 684]
II-5
|
21753 |
dienstplicht doen |
legerdienst doen:
legerdienst doen (Q001p Zonhoven)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dip (Q001p Zonhoven)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
27746 |
diep boren |
boren:
boren (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167]
II-5
|
19087 |
diepzinnig |
diepzinnig:
hejə äs dipzänech (Q001p Zonhoven)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bišt (Q001p Zonhoven),
bīst (Q001p Zonhoven),
bi‧st (Q001p Zonhoven),
ook in ZND 23, 009
bīst (Q001p Zonhoven),
dier:
ook in ZND 23, 009
diər (Q001p Zonhoven)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bil:
beͅl (Q001p Zonhoven)
|
dij [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dam:
damp (Q001p Zonhoven),
dijk:
dēk (Q001p Zonhoven),
dijk (Q001p Zonhoven),
dē̜k (Q001p Zonhoven),
dɛk (Q001p Zonhoven),
opgehoopte aarde of laaggelegen weide langs een beek
dä:k (Q001p Zonhoven),
val:
vāl (Q001p Zonhoven)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|