33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (Q001p Zonhoven)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (Q001p Zonhoven)
|
[Goossens 1c (1955b)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
dra͂:gə (Q001p Zonhoven),
dra͂egən (Q001p Zonhoven)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
houden:
houden (Q001p Zonhoven)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
draogers (Q001p Zonhoven)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandrager:
vaondraoger (Q001p Zonhoven)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
drinken:
drinken (Q001p Zonhoven),
drinkens:
Dòòë ès gien drè.nkes nemie: er is geen drinken meer
drè.nkes (Q001p Zonhoven)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || drinken
III-2-3
|
33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (Q001p Zonhoven)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
dreef:
dreef (Q001p Zonhoven),
drēft (Q001p Zonhoven),
drë.əft (Q001p Zonhoven)
|
dreef [ZND 01 (1922)] || een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32764 |
driehoekige eg |
driehoekige [eg]:
drē̜.hokegǝ [eg] (Q001p Zonhoven)
|
De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.]
I-2
|