19506 |
schotel |
schotel:
su̯ētəl (Q179a Zussen)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
koffietas:
koͅfətas (Q179a Zussen),
tas:
tas (Q179a Zussen)
|
schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobborstel:
sxrup˂bi̯eͅstəl (Q179a Zussen)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sxøͅmli̯ēpəl (Q179a Zussen)
|
schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21256 |
servituut |
doorweg:
dwərweg (Q179a Zussen)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
meͅrmit (Q179a Zussen)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepkomp:
soͅpkomp (Q179a Zussen)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
/
kaoten (Q179a Zussen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
19527 |
steelpan |
melkpan:
meͅlkpan (Q179a Zussen)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19538 |
straatbezem |
bezem:
beͅsəm (Q179a Zussen)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|