| 20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
mesjiet (Q005p Zutendaal)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
| 31614 |
beslaghamer, hoefhamer |
hoefhamel:
hōfhǭmǝl (Q005p Zutendaal)
|
Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.]
II-11
|
| 21471 |
betalen |
betalen:
geͅld moͅste heͅbbə vir tə koͅnne pətoͅlə (Q005p Zutendaal)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
| 24561 |
beuk |
beukenboom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beekeba-üm (Q005p Zutendaal)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
| 20786 |
beurs, overrijp |
murg:
merg (Q005p Zutendaal)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
| 20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q005p Zutendaal),
een kind krijgen:
ë kè.nd kriege (Q005p Zutendaal)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 34498 |
bevruchten |
vogelen:
voxǝlǝ (Q005p Zutendaal)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
| 17950 |
beweeglijk rondlopen |
rondpopelen:
rò.ndpòppele (Q005p Zutendaal)
|
Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
| 25107 |
bewolkte lucht |
de lucht is toe:
də lox ɛs tow, də zi:s gɛīn sterə (Q005p Zutendaal)
|
Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)]
III-4-4
|
| 18839 |
bezadigd |
verstandig:
ook materiaal znd 21, 18
verstennige (Q005p Zutendaal)
|
bezadigd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|