23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
in de 3 beteekenissen mannelijk
petruŭn (Q005p Zutendaal)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
33562 |
peen, wortel |
poten:
poete (Q005p Zutendaal)
|
I-7
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
peͅr (Q005p Zutendaal)
|
[ZND 21 (1936)]
I-7
|
30887 |
pek |
pek:
pę̄k (Q005p Zutendaal)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pę̄kdrǭt (Q005p Zutendaal)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
21415 |
pennenhouder |
pennenstok:
pennestek (Q005p Zutendaal)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
28656 |
pershoning |
doorgedane honing:
dūǝ.rgǝdūǝ.nǝn hūǝ.neŋ (Q005p Zutendaal)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
krikkel:
`t es enne krīkəl (Q005p Zutendaal)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pēs (Q005p Zutendaal)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
omloop:
emlau̯.p (Q005p Zutendaal)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|