e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
want mof: maf (Zutendaal) want, handschoen waarvan de vier vingers samen zitten [ZND 35 (1941)] III-1-3
was was: wa.s (Zutendaal), was (Zutendaal) Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6
wasknijper wasspang: wāsspaŋə (Zutendaal) klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] III-2-1
waterketel, moor kookketel: kūkkiətəl (Zutendaal), moor: my(3)̄r (Zutendaal) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] III-2-1
waterpokken waterpokken: woaterpokke (Zutendaal), wijnpokken: wie.npokke (Zutendaal) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)] III-1-2
waterpomptang waterpomptang: wǭtǝrpomptaŋ (Zutendaal) Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.] II-11
waterput put: peͅt (Zutendaal) [RND 08] I-7
weddenschap weddingschap: wɛdiŋsjoͅp (Zutendaal) weddenschap [RND] III-3-2
weegtoestel voor ijzer bascule: baskyl (Zutendaal) In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208] II-11
week in de muil zacht in de muil: zō.x˱ ęn dǝ mǫu̯l (Zutendaal) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9