e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breien strikken: kuëse strikke (Zutendaal) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikiezers (Zutendaal) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
bretel help: Altijd mv.  helpen (Zutendaal) draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
breuk breuk: brieëk (Zutendaal) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
brief brief: bre.f (Zutendaal) brief [RND] III-3-1
briesen pruisen: prū.sǝ (Zutendaal) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brēǝ (Zutendaal) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren broedhen: brē.hen (Zutendaal) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedmachine broedmachine: brēmǝšīn (Zutendaal) Toestel dat dient om eieren kunstmatig uit te broeden door middel van een kunstmatige warmte. [JG 1a] I-12
broeds broeds: brø̄ts (Zutendaal) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12