32978 |
evene |
evie:
īǝ.vi (Q005p Zutendaal)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
19142 |
fatsoenlijk |
ordentelijk:
das ennen ordentelike mins (Q005p Zutendaal)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22431 |
feest |
feest:
fiest (Q005p Zutendaal),
het fies verloep zoner dat er e leedje gezoenge wuurt (Q005p Zutendaal),
hoogdag:
huugdoag (Q005p Zutendaal)
|
Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
23275 |
feestdag van sint-maarten |
sint-maarten:
sent marte (Q005p Zutendaal),
sint marte (Q005p Zutendaal)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
21127 |
fiets |
fiets:
enne fits (Q005p Zutendaal),
fe.ts (Q005p Zutendaal),
ëne fits (Q005p Zutendaal),
vlocipde (fr.):
mannelijk
enne flissepè (Q005p Zutendaal)
|
fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18121 |
fijt |
fijt:
fiet (Q005p Zutendaal)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
flembauw (Q005p Zutendaal),
lantaarn (<fr.):
⁄n lantiën (Q005p Zutendaal)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flaw valle (Q005p Zutendaal),
kwalijk worden:
koalek were (Q005p Zutendaal),
sterren zien:
he ziet de sterre (Q005p Zutendaal)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
17989 |
flets |
mottig:
mottig gezicht (Q005p Zutendaal)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
muivège (Q005p Zutendaal)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|