21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
kwatsch (<du.):
kwatsj (Q005p Zutendaal),
zever:
zeiver (Q005p Zutendaal)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzūǝr (Q005p Zutendaal)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
18065 |
klierziekte |
amandelen:
amandele (Q005p Zutendaal)
|
hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
kleeve (Q005p Zutendaal),
splijten:
splie.te (Q005p Zutendaal)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (Q005p Zutendaal),
veil:
-
vieël (Q005p Zutendaal),
wintergroen:
-
wöntərgre:n (Q005p Zutendaal)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17736 |
klinken |
klinken:
kli.nke (Q005p Zutendaal)
|
Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal,
Q005p Zutendaal)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
18120 |
kloven |
kloven:
klève (Q005p Zutendaal)
|
Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
19469 |
kluit |
eitje:
äikes (Q005p Zutendaal),
fom:
fomme (Q005p Zutendaal)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
bletsen (Q005p Zutendaal)
|
blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|