26058 |
achtermolen |
achtermolen:
axtǝr[molen] (L353p Eksel, ...
P046p Linkhout,
P051p Lummen,
L321p Neeritter,
L318p Stramproy,
K353p Tessenderlo,
L289p Weert),
achterste molen:
ęgǝlstǝ mø̄lǝ (L330p Herten),
achtersteenzolder:
achtersteenzolder (L292p Heythuysen),
normale steenzolder:
normale steenzolder (L300p Beesel, ...
L292p Heythuysen,
L267p Maasbree,
Q036p Nuth),
zoldering:
zoldering (K357p Paal),
zø̜lǝreŋ (P051p Lummen)
|
Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95]
II-3
|