30139 |
aftanden |
aftanden:
āftɛŋǝ (Q097p Ulestraten),
eindigen op halfsteens:
ęjndegǝ ǫp hǫwfštęjns (Q098p Schimmert),
halve steen terug:
halǝvǝ stęjn trø̜k (L320a Ell),
in verband terugvallen:
en vǝrbaŋk tryk˲valǝ (Q113p Heerlen),
intanden:
intãndǝ (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
terugspringen:
trøkšpreŋǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
terugvallen:
trøk˲valǝ (Q193p Gronsveld, ...
Q194p Rijckholt)
|
Tijdelijk gestaakt metselwerk met behulp van een staande of liggende tand beëindigen. [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|