e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baarmoeder baarmoeder: baalmoor (Ell), baar-modder (Bocholtz), baarmoader (Belfeld, ... ), baarmodder (Gulpen, ... ), baarmoder (Echt/Gebroek, ... ), baarmoeder (Achel, ... ), baarmoeijer (Meijel), baarmooder (Baarlo, ... ), baarmoor (Ell), baarmoyer (Gronsveld), baarmoöder (Maasbree), baarmōder (Bocholt), baarmōē.der (Zolder), baarmôdder (Heerlen), boarmoeder (Eigenbilzen), de baarmōēder (Bilzen), Geen dialectwoord voor.  baarmoeder (Holtum), baarvader: baarvoader (Genk), binnentoe: binnetoej (Weert), boel: boel (Zichen-Zussen-Bolder), buik: bówk (As), draagmoeder: draagmoor (Klimmen, ... ), draagzak: draagzak (Maasniel), gepoets: gepuuts (Klimmen), hennenkot: Schertsend.  hinnekot (Genk), hennenpolder: Humoristisch.  hinnepolder (Bree), kippenhok: Gemeen, maar wordt wel vaak gebruikt.  kippehok (Schinnen), lijf: līēf (Eijsden), matrice (fr.): de matris (Maaseik), matries (s-Gravenvoeren), matris (Bilzen, ... ), metresse (Ophoven), metries (Houthalen), metris (Wellen), mátris (Tongeren), (v.h. frans)  matries (Neerharen), i.e. de matrice.  metries (Lommel), moederschoot: moddersjoeës (Kerkrade), net: nèt (Meijel), pruim: proem (Posterholt), regels: regels (Eksel), vodden: vodden (Eksel), vruchtvlies: vruchtvlies (Meijel) baarmoeder [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1