25470 |
bakkersjas |
bakjas:
bakjas (Q028p Jabeek),
bakkersjas:
bakkersjas (K359p Koersel),
bɛkǝrsjas (L269p Blerick, ...
P176p Sint-Truiden),
bɛkǝrsjās (L387p Posterholt),
bɛkǝšjas (Q021p Geleen),
bakkersjasje:
bɛkǝrsjɛskǝ (Q187a Heugem, ...
L377p Maasbracht,
L321p Neeritter,
L270p Tegelen),
bɛkǝšjɛskǝ (Q020p Sittard),
bakkerskiel:
bɛkǝrskēl (Q198p Eijsden, ...
L269a Hout-Blerick,
Q197p Noorbeek),
bɛkǝrškēl (Q097p Ulestraten),
bɛkǝskīl (Q112p Voerendaal),
bakkersscholk:
bɛkǝrsšǫlk (Q035a Rumpen),
blauwe jas:
blǭwǝ jas (Q191p Cadier),
blauwe kiel:
blawǝ kēl (Q099q Rothem),
blǭwǝ kƒïl (Q015p Stein),
blauwe scholk:
blǭwǝ šǫlǝk (Q198b Oost-Maarland),
boezeroen:
boezeroen (L270p Tegelen),
buis:
bø̜js (Q038p Amstenrade),
clown:
klōn (Q003p Genk),
cotonnade) scholk:
katǝnātǝ šolǝk (L291p Helden),
jas:
jas (P176b Bevingen, ...
Q095p Maastricht),
jasje:
jɛskǝ (Q012p Rekem),
kegel:
kēgǝl (L317p Bocholt),
kiel:
kiel (P176p Sint-Truiden),
kięl (Q193p Gronsveld),
kēl (Q035p Brunssum, ...
Q202p Eys,
Q203p Gulpen,
L330p Herten,
Q121p Kerkrade,
L432a Koningsbosch,
L372p Maaseik,
Q036p Nuth,
Q012p Rekem,
L331p Swalmen,
Q117a Waubach),
kīl (P176a Melveren, ...
L312p Neerpelt),
kieltje:
kēlkǝ (Q095a Oud-Caberg),
kɛltjǝn (K278p Lommel),
rokje:
røkskǝ (Q180p Mal),
scholk:
šǫlk (Q191p Cadier, ...
Q121e Kaalheide),
stub:
štyb (Q121p Kerkrade),
stubjas:
støpjas (Q082p Munsterbilzen),
stø̜bjas (Q187a Heugem),
štø̜bjas (Q193p Gronsveld),
stubje:
štypkǝ (Q117a Waubach, ...
Q204p Wittem),
voorschoot:
vøsxūwǝt (K314p Kwaadmechelen),
werkjas:
węrǝkjǭs (L290p Panningen),
witte kiel:
wetǝ kēl (Q099q Rothem)
|
In vraag N 29, 102b wordt gevraagd naar de "jas van blauwe stof". Uit de antwoorden blijkt dat die jas niet altijd blauw is. De respondent uit L 321 geeft als aanvulling dat het bakkersjasje wit is, met een staand kraagje, ronde punten en kort. De respondent uit L 292 heeft het over een witte jas met blauwe strepen. Verder blijkt uit het aantal "kiel"-opgaven dat de bakkersjas ook wel een kielvorm kan hebben. En de typen "scholk", "voorschoot" wijzen op een kledingstuk dat de bakker voor zich vastbindt. [N 29, 102b; N 29, 102a; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|