26477 |
balanceerwerk |
balanceerwerk:
balanceerwerk (L300p Beesel, ...
L291p Helden),
balansērwɛrk (L316p Kaulille),
balansērwɛrǝk (Q240p Lauw),
balansēǝrwɛrǝk (P050p Herk-de-Stad, ...
P057p Kuringen,
P051p Lummen,
P058p Stevoort),
balansę̄.rwɛr(ǝ)k (L372a Aldeneik),
blansę̄.rwɛr(ǝ)k (L360p Bree, ...
L372p Maaseik,
L368p Neeroeteren),
engels balanceerwerk:
ęŋǝls balansę̄.rwɛr(ǝ)k (L360p Bree, ...
L370p Kessenich),
engelwerk:
eŋǝlwęrǝk (L289p Weert),
hangwerk:
haŋwɛr(ǝ)k (L360p Bree),
pinnetjeswerk:
penǝkǝswęrǝk (L211p Leunen, ...
L289p Weert),
penǝkǝswę̄rǝk (L246a Swolgen),
pinnetjeswerk (L210p Venray),
pinwerk:
pinwerk (L291p Helden),
pivotwerk:
pivotwerk (P046p Linkhout),
pivowɛr(ǝ)k (L360p Bree),
werk:
wɛrǝk (P177a Ordingen, ...
P176p Sint-Truiden)
|
Van balanceerwerk is sprake wanneer de loper balanceert op het boveneinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens). Bij een dergelijke constructie draait de kleine spil niet mee met de loper. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvast werkɛ. Het uiteinde van het staakijzer in de watermolen is bij een balanceerwerk veelal bolvormig verbreed. In de bol bevindt zich een gleuf, waardoor de punt van het staakijzer steekt. Aan de onderzijde van de rijn, doorgaans een tweetakrijn, bevindt zich een uitholling waar de punt van het staakijzer invalt. Hierdoor ontstaat een balancerende ophanging van de loper. Het engels balanceerwerk bestaat uit twee bolvormige rijnen, de binnenrijn en de buitenrijn, die ineen passen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbalanceerrijnɛ.' [Vds 135; Jan 125; Jan 127; Coe 103; A 42A, 21; N O, 15c; N O, 16i add.]
II-3
|