31580 |
bandenhaak |
bandenhaak:
bāndǝhǭk (L217p Meerlo, ...
L192a Siebengewald),
bandgrif:
(mv.)
bant˲grefǝ (Q083p Bilzen),
bandhaak:
banthǭk (Q111p Klimmen),
baŋkhǫak (Q113p Heerlen),
bānthǭk (L216a Oostrum),
bānthōk (P176b Bevingen),
draagbeugel:
drāx˱bø̄gǝl (Q099q Rothem),
draaghaak:
drāxhǭk (L321p Neeritter),
draagijzer:
drāx˱īzǝr (L291p Helden, ...
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver),
draagklem:
drāxklɛm (L330p Herten),
drager:
drɛ̄gǝr (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
grote tang:
grūtǝ taŋ (Q071p Diepenbeek),
haak:
(h)uǝk (Q083p Bilzen),
hǭk (P219p Jeuk),
hefijzer:
he̜f˱īzǝr (L213p Well),
ijzerklauw:
ē̜zǝrklō (P047p Loksbergen),
karrenradhaak:
karǝrathǭk (Q116p Simpelveld),
klauw:
klǫw (Q121b Spekholzerheide),
kramp:
kramp (Q095p Maastricht
[(mv krɛm)]
),
reephaak:
rijphǭk (P219p Jeuk),
rɛ̄jphǭk (Q005p Zutendaal),
sleutel:
sleutel (L371p Ophoven),
tuimelijzer:
tumǝlīzǝr (Q121b Spekholzerheide
[(werd gebruikt voor het wentelen en verplaatsen van rails)]
)
|
Een ijzeren steel met aan het uiteinde een inkeping of een haak die wordt gebruikt om de in de vuurkuil of wielbandenoven verhitte wielband uit het vuur te halen en naar het karrenwiel over te brengen. Volgens de invuller uit Q 121b waren er doorgaans vier van deze bandenhaken nodig om een wielband te verplaatsen. Zie ook afb. 212. [N 33, 327]
II-11
|