e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitel beitel: b ̇ęjtǝl (Gronsveld), bãtǝl (Tessenderlo), bãʔǝl (Tessenderlo), behǝtǝl (Beverst), bię.tǝl (Tongeren), biętǝl (Beverst, ... ), biǝtǝl (Bilzen, ... ), bjø̄tǝl (Val-Meer), bjē̜tǝl (Hoeselt, ... ), bjē̜ǝtǝl (Beverst), bjętǝl (Berg, ... ), bjītǝl (ɛ'S-Herenelderen'), bø̜̄tǝl (Koersel), bātǝl (Linkhout, ... ), bāǝtǝl (Leopoldsburg, ... ), bāʔǝl (Kwaadmechelen), bē.tǝl (Hasselt), bē.ǝtǝl (Zonhoven), bējtǝl (Hoepertingen, ... ), bējǝtǝl (Heers, ... ), bēsǝl (Bleijerheide, ... ), bētǝl (Aalst, ... ), bēǝtǝl (Beverst, ... ), bē̜(j)tǝl (Lommel), bē̜.tǝl (Lummen, ... ), bē̜dǝl (Halen), bē̜jtǝl (Borgloon, ... ), bē̜tǝl (Aalst, ... ), bē̜ǝtǝl (Zutendaal), bęj(ǝ)tǝl (Berverlo), bęj.tǝl (Eupen), bęjtǝl (Amby, ... ), bęjǝtǝl (Alken, ... ), bęjʔǝl (Leopoldsburg), bętǝl (Beringen, ... ), bęǝtǝl (Heppen), bītǝl (Helchteren), bɛjtǝl (Mheer, ... ), bɛ̄tǝl (Beringen, ... ), bɛ̄ǝtǝl (Zutendaal), bẽ̜.tǝl (Montzen), handbeitel: handbeitel (Reppel), houtbeitel: houtbeitel (Berbroek, ... ), hø̜̄t˱bãʔǝl (Tessenderlo), hø̜jt˱bęjtǝl (Opglabbeek), hōts˱bēsǝl (Bleijerheide), hōt˱bētǝl (Eygelshoven, ... ), hǫlt˱bęjtǝl (Venlo), hǫwt˱bęjtǝl (Amby, ... ), hǭt˱bjętǝl (Rosmeer), ǭt˱bētǝl (Sint-Truiden) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] || De beitels die door de smid worden gebruikt zijn in het algemeen uit één stuk metaal vervaardigd, en hebben niet, zoals de beitels van de timmerman, klompenmaker, kuiper, etc., een hecht van hout of kunststof. Al naar gelang van de werkzaamheden, verschilt ook de vorm van de beitel. Beitels worden onder meer gebruikt voor het weghakken van bramen en lasslakken, voor het doorhakken van bouten, voor het splijten en doorhakken van metaalplaat en voor het aanbrengen van groeven in metaal. De smid kent ook beitels aan een steel; zij worden vooral gebruikt wanneer gloeiende voorwerpen moeten worden bewerkt. Zie ook de volgende lemmata. [N 33, 109] II-11, II-12