31417 |
boogdrilboor |
boogdril:
bōx˱drel (P219p Jeuk, ...
L371p Ophoven),
bǭx˱drel (Q111p Klimmen, ...
Q108p Wijnandsrade),
boor:
bawr (P047p Loksbergen),
buǝr (Q083p Bilzen),
bōr (Q099q Rothem),
boordril:
bōrdrel (Q113p Heerlen),
boorzwengel:
bǭršweŋǝl (L432p Susteren),
bǭršwøŋǝl (Q116p Simpelveld),
borstboor:
bǫrst˱bōr (L216a Oostrum),
bǫrs˱bōr (L321p Neeritter),
borstboormachine:
bǫrš˱bōrmǝšin (Q099q Rothem),
borstdril:
bǫrs˱drel (L299p Reuver),
bǫrš˱drel (Q111p Klimmen),
brostboor:
bros˱bōr (Q121p Kerkrade),
dril:
drel (Q083p Bilzen, ...
Q099q Rothem),
drilboor:
drelbōr (L291p Helden, ...
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
Q099q Rothem),
drelbōǝr (Q121b Spekholzerheide),
drelbū.r (L289p Weert),
drelbǫwǝr (K353p Tessenderlo),
drelbǭr (Q111p Klimmen, ...
Q112z Ten Esschen),
drilboor (Q001p Zonhoven),
trelbǭr (L192a Siebengewald),
drilboormachine:
drelbōrmǝšin (Q099q Rothem),
drilgeschier:
drelgǝšēr (L382p Montfort),
drilijzer:
drelęjzǝr (P219p Jeuk),
fiedel:
fidǝl (Q111p Klimmen),
fiedelaar:
fidǝlēr (L331p Swalmen),
fiedelboor:
fīdǝlbǭr (L165p Heijen),
handboor:
(h)ant˱buǝr (Q083p Bilzen),
hant˱bōr (L371p Ophoven),
hant˱bǫwr (P176b Bevingen),
knar:
knar (Q121b Spekholzerheide, ...
L331p Swalmen),
racagnac:
hārǝjak (Q095p Maastricht),
snaardril:
šnǭrdrel (Q111p Klimmen, ...
L299p Reuver),
snoerboor:
snǭrbōr (L321p Neeritter),
sukkelboor:
søkǝlbǫwr (P219p Jeuk),
vioolboor:
fijuǝlbōr (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
viooldril:
fijuǝldrel (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
zwijbelboor:
šwibǝlbǭr (Q108p Wijnandsrade),
zwong:
zwǫŋk (Q086p Eigenbilzen)
|
Handboor die door middel van een koord en een boog wordt rondgedraaid. De boogdrilboor bestaat uit een houten of ijzeren rol, de drilklos, waarin aan de onderzijde een boorijzer bevestigd kan worden. Aan de bovenzijde van de klos bevindt zich een spil waarop een borstplaat wordt aangebracht waar men tijdens het boren met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. De boor wordt aan het draaien gebracht door een in een boog gespannen koord om de drilklos te slaan en vervolgens de boog heen en weer te bewegen. Deze beweging lijkt op vioolspelen; vandaar woordtypen als vioolboor, fiedelboor, fiedelaar en fiedel. Zie ook afb. 124. [N 33, 121; N 33, 130-131]
II-11
|