29607 |
bovengrond |
bouwvoor:
buwvoǝr (Q111p Klimmen),
bovendek:
bǭvǝdę ̞q (Q111p Klimmen),
bovengrond:
bōvǝgroŋk (L290p Panningen),
bǭvǝgrǫ̃nt (L163a Milsbeek),
bǭvǝngrǫntj (L322a Nunhem),
bovenlaag:
bōvǝlǭx (L381p Echt),
erf:
dǝn ę ̞rǝf (L270p Tegelen),
ęrǝf (Q095p Maastricht),
gele grond:
gēlǝ grǭnt (L210p Venray),
goede grond:
gōjǝ grōntj (Q017p Elsloo),
gǫjǝ grǫnt (P047p Loksbergen),
jǫwǝ jroŋk (Q121p Kerkrade),
graszode:
graszode (Q121b Spekholzerheide),
graze:
grǭzǝ (Q111p Klimmen),
ruim:
rūm (Q111p Klimmen, ...
Q020p Sittard),
slobbermichel:
šlubǝrmixǝl (Q111p Klimmen),
zwarte grond:
zwartǝ grǫnt (P176p Sint-Truiden),
zwatǝ grǫnt (Q083p Bilzen)
|
De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.]
II-8
|