26624 |
builmolen |
bloemmolen:
blommø̄lǝ (Q074p Kortessem, ...
Q088p Lanaken,
P058p Stevoort),
blō.mmø̄.lǝ (L321a Ittervoort),
boulteû:
bulti (P187p Berlingen, ...
Q159p Broekom,
P195p Gutschoven,
Q160a Haren),
bultjɛ̄.r (Q180p Mal),
bultø. (Q240p Lauw, ...
Q180p Mal),
bultē. (Q241p Rutten),
byltē. (Q162p Tongeren),
byltę. (Q162p Tongeren),
buidel:
bygǝl (Q188p Kanne, ...
Q095p Maastricht),
bøjǝl (L321p Neeritter
[(id)]
, ...
L318p Stramproy
[(voor tarwe)]
),
bø̜jǝl (Q088p Lanaken),
buidelkist:
byjǝlkes (Q204a Mechelen),
buidelmolen:
byjǝl[molen] (L322p Haelen, ...
L426z Holtum,
Q111p Klimmen),
bøjǝl[molen] (L384p Herkenbosch, ...
Q009p Maasmechelen,
L321p Neeritter,
L331p Swalmen),
bøjǝlmjølǝ (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
bø̜jǝlmø̄lǝ (Q096d Smeermaas),
buidelzeef:
bø̜̄jǝlzę̄f (Q093p Rosmeer),
buil:
byl (L164p Gennep),
byǝl (L432p Susteren, ...
L374p Thorn,
L289p Weert),
bȳl (L265p Meijel, ...
Q099q Rothem),
bø̜̄l (P176p Sint-Truiden),
bø̜jl (L372a Aldeneik, ...
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
P184p Groot-Gelmen,
P195p Gutschoven,
Q160a Haren,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
P055p Kermt,
P057p Kuringen,
P177a Ordingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q078p Wellen),
bø̜ǝl (Q077a Alt-Hoeselt),
bǫwǝl (K353p Tessenderlo),
builer:
builer (K357p Paal),
bȳlǝr (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum,
L271p Venlo),
bø̜jlǝr (Q083p Bilzen),
builinstallatie:
bø̜jlenstalāsi (L417p As),
builkast:
by.lkas (Q019a Neerbeek),
builkist:
builkist (Q112p Voerendaal),
by.lkes (Q211p Bocholtz, ...
Q204a Mechelen),
bȳlkes (Q032a Puth),
bølkes (Q204a Mechelen),
builmachine:
by.lmǝši.n (Q095p Maastricht),
builmolen:
bowǝlmyǝlǝ (P177a Ordingen),
byjlmø̜lǝ (Q096c Neerharen),
byl[molen] (Q119p Eygelshoven, ...
Q018p Geulle,
Q203a Reijmerstok,
Q020p Sittard),
bøjmølǝn (L282p Achel),
bølmēlǝ (Q002b Kiewit),
bø̄.lmø̄.lǝ (Q209p Teuven),
bø̜̄l[molen] (Q240p Lauw),
bø̜̄lmø̄lǝ (K358p Beringen),
bø̜̄lmø̜̄lǝ (Q247p Sint-Martens-Voeren),
bø̜̄lmø̜jlǝ (P107a Rummen),
bø̜jl[molen] (P120p Alken, ...
Q035p Brunssum,
Q071p Diepenbeek,
L372p Maaseik,
L159a Middelaar,
L368p Neeroeteren,
P213p Niel-Bij-Sint-Truiden,
L362p Opitter,
L361p Tongerlo),
bø̜jmø̄lǝ (P058p Stevoort),
bø̜lmø̜jlǝ (P048p Halen),
meelbuidel:
mę̄lbyjǝl (L386p Vlodrop),
meelzeef:
mę̄jlzēf (L423p Stokkem),
mę̄lziǝf (L368b Waterloos),
mę̄lzēf (L318b Tungelroy, ...
Q113a Welten),
mę̄lzę̄f (L368b Waterloos),
meelzift:
mę̄lzeft (L416p Opglabbeek),
molen:
[molen] (L420p Rotem, ...
Q098p Schimmert,
Q078p Wellen),
tarwemolen:
tɛrǝvǝmȳlǝ (Q198b Oost-Maarland),
teemsmolen:
temsmø̜jlǝ (Q156p Borgloon),
zeef:
ziǝf (K361a Boekt Heikant),
zēǝf (Q083p Bilzen),
zīǝf (L317p Bocholt),
zeefmolen:
zēfmø̄lǝ (Q096p Bunde),
zēǝfmēlǝ (P055p Kermt),
zęjfmø̄lǝ (Q156p Borgloon),
zift:
zef (P184p Groot-Gelmen),
zeft (K361a Boekt Heikant),
zuiveringsmolen:
zø̜jvǝreŋsmø̄lǝ (K278p Lommel)
|
Werktuig waarmee de molenaar in het groot de verschillende soorten van bloem en zemelen uit het meel scheidt. De builmolen bestaat uit een veelhoekige, vaak vier tot vijf meter lange, draaiende trommel waar een fijne zijden doek, de buildoek, rond is gespannen. Het meel wordt in de ronddraaiende trommel met behulp van een lange spiraal verplaatst. Vooraan in de trommel is de buildoek zeer fijn; meer naar achter toe wordt hij telkens steeds grover. Zo worden met behulp van de buil achtereenvolgens kriel, kort(meel) en zemelen afgescheiden. Enkele molenaars gebruiken in plaats van een buildoek verschillende zeven, van zeer fijn tot zeer grof. De woordtypen meelzeef, meelzift, zeef en zift zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers aangaven dat het hier specifiek een molen, dus geen handzeef, betrof. De builkast uit Q 19a bestond uit een draaiende trommel met een lengte van ca 2 meter en een doorsnee van 60 à 70 cm, die was bespannen met drie soorten doek: a) zeer fijn, voor wittebrood (weg: wɛk); b) minder fijn, voor grof brood (grove weg: grōvǝ wɛk) en c) grof, voor veevoer (veevoer: viǝvōr). Voor de niet-fonetisch gedocumenteerde vormen van -ømolenŋ respectievelijk ømolenŋ zie men het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; Vds 242; Jan 238; Coe 216; Grof 241; N 14, 136; N D, 33 add.]
II-3
|