33090 |
buitenstaande korenmijt |
berm:
bęrǝm (L370p Kessenich),
bɛ.rǝm (L369p Kinrooi, ...
L319p Molenbeersel,
L371p Ophoven),
bɛrǝm (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
L269p Blerick,
L381p Echt,
L288c Eind,
L320a Ell,
L326p Grathem,
L322p Haelen,
L291p Helden,
L330p Herten,
L289b Leuken,
L332p Maasniel,
L265p Meijel,
L383p Melick,
L288p Nederweert,
L294p Neer,
L321p Neeritter,
L288a Ospel,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L266p Sevenum,
L331p Swalmen,
L318b Tungelroy,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L289p Weert,
L375p Wessem),
bɛ̄rǝm (L289h Boshoven, ...
L320c Haler,
L325p Horn),
graanmijt:
grē̜nmai̯t (Q162p Tongeren),
grē̜nmē̜.t (Q156p Borgloon),
grē̜nmē̜ǝt (P048p Halen, ...
Q078p Wellen),
huist:
hūs (L332p Maasniel, ...
Q033p Oirsbeek,
L378p Stevensweert),
hūst (L324p Baexem, ...
L297p Belfeld,
L326p Grathem,
L320p Hunsel,
L376p Linne,
L377p Maasbracht,
L294p Neer,
L296p Steyl,
L318c Swartbroek),
korenberm:
kōrǝbęrǝm (L371a Geistingen),
kōrǝbɛrǝm (L321a Ittervoort, ...
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
kǭrǝbɛrǝm (L295p Baarlo, ...
L265p Meijel,
L322a Nunhem,
L299p Reuver,
L270p Tegelen,
L386p Vlodrop),
kǭrǝbɛ̄rǝm (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
korenhoop:
kǫrnhōp (L164p Gennep),
kǭnhōp (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
korenmijt:
ku̯ǫnmęi̯t (Q077p Hoeselt),
kø̜̄rǝmē̜t (Q002b Kiewit),
kō.nmē̜.t (Q071p Diepenbeek, ...
Q002p Hasselt),
kō.rǝmē.t (K360p Heusden),
kō.rǝmē̜.t (P051p Lummen),
kō.rǝmē̜ǝ.t (P056p Stokrooie),
kōnmē̜t (Q156p Borgloon),
kōrǝmit (L426p Buchten, ...
L372p Maaseik,
L373p Roosteren),
kōrǝmø̜̄t (K353p Tessenderlo),
kōrǝmē̜.t (K318p Berverlo, ...
L413p Helchteren,
L414p Houthalen,
Q001p Zonhoven),
kōrǝmē̜i̯t (K358p Beringen, ...
L355p Peer),
kōrǝmē̜t (K358p Beringen, ...
P049p Donk,
K316p Heppen,
K359p Koersel),
kōrǝmīt (Q099q Rothem, ...
L423p Stokkem,
Q097p Ulestraten),
kōrǝmɛ̄t (P044p Zelem),
kōǝnmęi̯t (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q082p Munsterbilzen),
kū.rǝmē̜.t (P058p Stevoort),
kūnmīt (Q198b Oost-Maarland),
kūrǝmēt (Q004p Gelieren Bret),
kūrǝmē̜t (P176p Sint-Truiden),
kūǝ.rǝmęi̯t (Q003p Genk),
kūǝ.rǝmī.t (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
Q005p Zutendaal),
kűǝ.rǝmī.t (L359p Beek, ...
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel,
L361p Tongerlo,
L365p Wijshagen),
kǫu̯rǝmē̜i̯t (P048p Halen),
kǫu̯ǝrmɛ̄t (K314p Kwaadmechelen),
kǭnmit (L159a Middelaar),
kǭrǝmit (L330p Herten, ...
L434p Limbricht,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
L378p Stevensweert,
L432p Susteren,
L271p Venlo),
kǭrǝmiǝt (L288p Nederweert, ...
L288a Ospel,
L374p Thorn,
L289p Weert),
kǭrǝmīt (Q113p Heerlen, ...
Q111p Klimmen,
Q022p Munstergeleen,
Q111q Ransdaal,
L270p Tegelen,
Q112z Ten Esschen),
kǭrǝmɛ̄t (K357p Paal),
mijt:
mai̯t (Q163p Berg, ...
Q242p Diets-Heur,
Q176a Ketsingen,
Q177p Millen,
Q182p Nerem,
Q168p s-Herenelderen,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
maǝ.t (Q169p Membruggen),
mit (L429a Berg, ...
L247p Broekhuizen,
L381p Echt,
L320a Ell,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
L366p Gruitrode,
L426z Holtum,
L370p Kessenich,
L211p Leunen,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
L209p Merselo,
L163p Ottersum,
L381b Peij,
L266p Sevenum,
L163b Ven-Zelderheide,
L271p Venlo,
L214p Wanssum),
mitj (L265p Meijel),
miǝt (L288p Nederweert, ...
L289p Weert),
mȳ.t (L353p Eksel, ...
L315p Kleine-Brogel),
mø̜̄.t (K361p Zolder),
mø̜̄t (K353p Tessenderlo),
mø̜i̯.t (Q167p Koninksem),
mē.t (Q170p Grote-Spouwen, ...
Q174p Herderen,
Q089p Martenslinde,
Q090p Mopertingen,
Q175p Riemst,
Q168a Rijkhoven,
L420p Rotem,
Q178p Val-Meer,
Q171p Vlijtingen,
Q084p Waltwilder,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
mē̜.t (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
P113p Binderveld,
P224p Boekhout,
Q156p Borgloon,
Q002a Godschei,
Q153p Gors-Opleeuw,
P184p Groot-Gelmen,
Q079p Guigoven,
Q002p Hasselt,
L352p Hechtel,
Q164p Heks,
L413p Helchteren,
Q158a Henis,
L414p Houthalen,
P055p Kermt,
Q152p Kerniel,
K359p Koersel,
P057p Kuringen,
P177a Ordingen,
Q157a Overrepen,
K357p Paal,
Q161p Piringen,
Q076p Romershoven,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
Q079a Wintershoven),
mē̜i̯t (P175p Gingelom, ...
P227p Vorsen),
mē̜t (P179p Aalst, ...
P176b Bevingen,
P218p Borlo,
P178p Brustem,
P182p Buvingen,
P115p Duras,
P173p Halmaal,
P050p Herk-de-Stad,
P180p Kerkom,
K314p Kwaadmechelen,
P046p Linkhout,
P047p Loksbergen,
P176a Melveren,
P214p Montenaken,
K315p Oostham,
P222p Opheers,
P107a Rummen,
Q178p Val-Meer,
P174p Velm),
mē̜ǝ.t (P120p Alken, ...
P053p Berbroek,
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
Q159p Broekom,
P186p Gelinden,
P175p Gingelom,
P195p Gutschoven,
P197p Heers,
P188p Hoepertingen,
Q165p Hopmaal,
Q157p Jesseren,
Q074p Kortessem,
P118p Kozen,
P220p Mechelen-Bovelingen,
P223p Rukkelingen-Loon,
P052p Schulen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P056p Stokrooie,
P121p Ulbeek,
Q166p Vechmaal,
P192p Voort,
Q078p Wellen,
P118a Wijer,
Q073p Wimmertingen,
P177p Zepperen),
mē̜ǝt (K316p Heppen, ...
P213p Niel-Bij-Sint-Truiden,
P117p Nieuwerkerken,
P172p Wilderen),
męi̯.t (Q083p Bilzen, ...
Q077p Hoeselt,
Q240p Lauw,
L355a Linde,
L372p Maaseik,
L355p Peer,
Q241p Rutten,
Q155p Werm,
L354p Wijchmaal),
męi̯t (K317a Kerkhoven, ...
K278p Lommel,
L288a Ospel),
mī.t (L282p Achel, ...
L317p Bocholt,
Q011p Boorsem,
L421p Dilsen,
Q007p Eisden,
L419p Elen,
Q087p Gellik,
L356p Grote-Brogel,
L286p Hamont,
Q094p Hees,
Q188p Kanne,
L316p Kaulille,
L369p Kinrooi,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
Q006p Leut,
Q009p Maasmechelen,
L424p Meeswijk,
Q096c Neerharen,
L312p Neerpelt,
Q010p Opgrimbie,
L314p Overpelt,
L290p Panningen,
Q012p Rekem,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L423p Stokkem,
Q013p Uikhoven,
Q091p Veldwezelt,
Q172p Vroenhoven,
Q008p Vucht),
mīt (L244c America, ...
L324p Baexem,
Q121c Bleijerheide,
Q211p Bocholtz,
L289h Boshoven,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
L322p Haelen,
Q112a Heerlerheide,
L330p Herten,
Q100p Houthem,
Q121p Kerkrade,
L377p Maasbracht,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
Q096d Smeermaas,
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
Q117a Waubach,
L375p Wessem,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
mīǝt (Q113p Heerlen),
mɛ̄t (P219p Jeuk, ...
P045p Meldert,
P044p Zelem),
zaadmijt:
zǭtmit (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum)
|
Wanneer de hele oogst niet in de schuur geborgen kan worden, maakt men buiten een korenmijt. Het zetten van een mijt (lemma 5.1.20) vereist heel wat handigheid. De tasser maakt eerst als basis van de mijt een verhoging met takkebossen tegen de vochtigheid. Hierop tast hij dan de schoven, doorgaans in een cirkel, maar soms ook in de vorm van een vierkant (zie onder), tot op een bepaalde hoogte. Op deze romp van de mijt (in L 382 noemt men dit deel de bok )wordt dan het onderste deel van het dak, de waterring (lemma 5.1.21), gelegd. De omtrek hiervan is wat groter dan die van de romp van de mijt zelf, zodat het regenwater een stukje van de mijt af naar beneden drupt. Daarna wordt de mijt van een dak voorzien of gedekt (lemma 5.1.22). Het dak (lemma 5.1.23), dat uitloopt in de kop of de spits (lemma 5.1.24), wordt gemaakt van dekstro (vergelijk het lemma STROWLAM, 6.1.25) waarvoor lang en grof stro wordt gekozen. Het dekstro wordt met banden stro aan de schoven die eronder liggen vastgemaakt. Vaak legde men voor de zekerheid nog een oud karwiel (in L 332 wordt een dergelijke hoepel een reip genoemd) rond de spits voor het geval dat deze windbanden het bij straffe wind niet zouden houden. In Q 1 noemt men het dekzeil dat men over de mijt legt als het begint te regenen wanneer men nog niet met het dekken klaar is, een bache ''(baš)''. Om de kap van boven mooi spits te maken wordt deze aan de bovenkant met los stro of hooi opgevuld. Men steekt er dan een staak doorheen, die echter niet tot de grond reikt. Degenen die niet zo handig zijn in het maken van een mijt, bouwen deze op rond een paal die in de grond geplant is zoals bij de hooimijt. Zie aflevering i 3 Waar de woorden ''berm'' en ''mijt'' naast elkaar voorkomen (in Ndl. Noord- Limburg; zie type berm), is de mijt "vierkant of langwerpig aangezet" terwijl de berm "rond (is) aangezet". Zie ook de lemma''s ''dak van de mijt'' (5.1.23) en ''spits, kop van de mijt'' (5.1.24) en afbeelding 8. Huist komt alleen bij Roukens voor; het is daar een middelgrote korenmijt.' [N 15, 43; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit R 3, 70]
I-4
|