25532 |
compact |
met zemelen derin:
met tsīmǝlǝn dren (Q121e Kaalheide),
opstijven:
(het meel) štīft op (Q121p Kerkrade),
stijf:
stijf (L432a Koningsbosch),
stē̜f (Q002p Hasselt),
stī.f (L269a Hout-Blerick),
stɛ̄f (K314p Kwaadmechelen),
štīf (Q021p Geleen, ...
Q197p Noorbeek,
Q030p Schinveld,
L270p Tegelen),
stijve:
stīvǝ (L269p Blerick),
štīvǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
stug:
stug (L292p Heythuysen),
taai:
tɛj (L292p Heythuysen),
te stijf:
tǝ stęjf (K278p Lommel),
teeg:
tē̜jx (P056p Stokrooie),
vette:
vɛtǝ (Q020p Sittard),
zwaar:
zwowǝr (K278p Lommel),
zwǫwǝr (K314p Kwaadmechelen),
zwǭwǝr (Q082p Munsterbilzen),
šwǭr (Q021p Geleen),
žwoar (Q121p Kerkrade),
žwǭr (L270p Tegelen, ...
Q097p Ulestraten),
zwaarder:
zwǭrdǝr (K359p Koersel),
zware:
zwōrǝ (P176b Bevingen)
|
Zwaar, compact of stug, gezegd van bloem. Ten aanzien van het woordtype "vette" zij opgemerkt dat bloem, gemalen van inlandse tarwe, glad zal aanvoelen, als men deze tussen vinger en duim wrijft (Schoep blz. 19). De bakker spreekt dan over het vettig aanvoelen van de bloem. In feite heeft dit niets met het vetgehalte van de bloem te maken. Door de informanten wordt de bloem als "zwaar" beschouwd wanneer die veel zemelen in zich heeft (Q 121, Q 121e) of wanneer die niet poreus is (K 314). De bloem wordt "stijf" gemoemd, als het deeg meer water nodig heeft. [N 29, 16]
II-1
|