29889 |
demphout |
demphout:
dɛmphǫlt (L270p Tegelen
[(dimunitief: dɛmphø̜ltjǝ)']
),
dɛmphǫwt (L381p Echt, ...
L299p Reuver,
L331p Swalmen,
L374p Thorn),
elzehout:
ęlsǝnhǭlt (L163p Ottersum)
|
Het hout dat wordt gebruikt bij het blauwstoken van dakpannen. In L 290 werden daarvoor elzeschansen (ęlz\ēans\) gebruikt. In L 270 bestond het ɛdemphoutɛ uit op 1 m lengte gezaagd, halfdroog dennehout (Tegels Dialek, pag. 81), terwijl in L 331 de knoder (knø̜̜̄̄r) of stokken (ētø̜k) van dennebomen werden gebruikt. Dit waren de onderste delen van de boom met de wortels. Ook in L 374 en L 381 was het woord knoder in deze betekenis bekend (Donkers, pag. 49).' [N 49, 68b; monogr.]
II-8
|