24079 |
diaken |
diaak:
diaak (Q098p Schimmert),
diaken:
diake (Q007p Eisden),
diaken (L381p Echt/Gebroek, ...
Q202p Eys,
Q202p Eys,
P219p Jeuk,
L216p Oirlo),
geestelijke diaken (Q202p Eys),
diocaan:
eine dioceaan (Q111p Klimmen),
rector (lat.):
inne rektor (Q117p Nieuwenhagen),
rector (L320c Haler, ...
L328p Heel,
L265p Meijel,
Q019a Neerbeek,
L266p Sevenum,
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy),
reetĕr (L415p Opoeteren),
rekteer (L320a Ell),
rektor (Q207p Epen, ...
Q032p Schinnen,
Q117a Waubach)
|
Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)] || Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|