25373 |
doden |
afmaken:
afmaken (P120p Alken),
afmākǝ (P050p Herk-de-Stad),
ǫfmā?ǝ (K278p Lommel),
doden:
dūjǝ (Q009p Maasmechelen),
dooddoen:
duǝtdun (P108p Grazen),
doodmaken:
dōt mākǝ (L163p Ottersum),
doodslagen:
dūǝtslāgǝ (L269p Blerick),
kapotmaken:
kapot māxǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade),
kapot māxǝn (Q121p Kerkrade),
kapot mǭkǝ (L316p Kaulille),
kapǫt mākǝ (Q113p Heerlen, ...
L432p Susteren,
Q117a Waubach),
kapǫt mǭkǝn (Q003a Oud-Waterschei),
kāpot mākǝ (Q204a Mechelen),
kāpǫt mākǝ (Q099q Rothem),
kǝpot mākǝn (L211p Leunen),
kǝpot mǭkǝ (Q081a Heesveld-Eik),
kǝpǫt mākǝ (Q103p Berg / Terblijt, ...
L269b Boekend,
L292p Heythuysen,
L290p Panningen,
L289p Weert),
kǝpǫt mǭkǝ (L413p Helchteren, ...
Q162p Tongeren,
Q078p Wellen),
koudmaken:
kaw māʔǝ (K278p Lommel),
neerleggen:
nērlɛqǝ (Q204a Mechelen),
slachten:
slachten (Q071p Diepenbeek),
slaxtǝ (K358p Beringen, ...
Q072p Beverst,
Q156p Borgloon,
L320a Ell,
P108p Grazen,
L366p Gruitrode,
L292p Heythuysen,
Q074p Kortessem,
P051p Lummen,
Q009p Maasmechelen,
Q180p Mal,
L265p Meijel,
P117p Nieuwerkerken,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
Q012p Rekem,
Q158p Riksingen,
L420p Rotem,
P176p Sint-Truiden,
Q091p Veldwezelt,
Q080p Vliermaal,
L289p Weert),
slaxtǝn (L211p Leunen, ...
L318b Tungelroy,
P211p Waasmont),
slaɛxtǝ (P177p Zepperen),
sløxtǝn (P120p Alken),
slāxtǝ (P057p Kuringen, ...
K278p Lommel,
L312p Neerpelt),
šlaxtǝ (Q121c Bleijerheide, ...
L426p Buchten,
Q198p Eijsden,
Q203p Gulpen,
L330p Herten,
Q197p Noorbeek,
Q036p Nuth,
Q033p Oirsbeek,
Q099q Rothem,
Q020p Sittard,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q118a Terwinselen),
šlaxtǝn (Q198a Mesch),
šlōxtǝ (L290p Panningen),
šlǭxtǝ (L291p Helden)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|