33662 |
dries |
braak:
brǭk (Q088p Lanaken),
dries:
dres (L282p Achel, ...
L244c America,
K358p Beringen,
L286p Hamont,
L413p Helchteren,
L355a Linde,
L314p Overpelt,
L355p Peer,
L268p Velden),
dreǝs (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
dreǝš (Q279p Baelen),
drii̯s (P177p Zepperen),
drii̯š (Q284p Eupen),
drii̯ǝs (P177p Zepperen),
dris (P179p Aalst, ...
L191p Afferden,
L429a Berg,
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
Q072p Beverst,
L215p Blitterswijck,
Q011p Boorsem,
Q156p Borgloon,
L247p Broekhuizen,
P178p Brustem,
Q071p Diepenbeek,
Q086p Eigenbilzen,
Q262p Eynatten,
Q004p Gelieren Bret,
Q003p Genk,
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
P048p Halen,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L352p Hechtel,
L165p Heijen,
L413p Helchteren,
K316p Heppen,
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
L414p Houthalen,
P180p Kerkom,
L369p Kinrooi,
L315p Kleine-Brogel,
Q167p Koninksem,
P057p Kuringen,
Q088p Lanaken,
L211p Leunen,
L355a Linde,
P051p Lummen,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal,
Q089p Martenslinde,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
P176a Melveren,
L159a Middelaar,
Q018a Moorveld,
L312p Neerpelt,
K315p Oostham,
L163p Ottersum,
L314p Overpelt,
L355p Peer,
L329p Roermond,
L266p Sevenum,
L313p Sint Huibrechts Lille,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
L212a Smakt,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
Q178p Val-Meer,
L163b Ven-Zelderheide,
L210p Venray,
Q008p Vucht,
L214p Wanssum,
Q278p Welkenraedt,
L354p Wijchmaal,
P177p Zepperen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
K361p Zolder),
driš (Q113p Heerlen, ...
Q009p Maasmechelen),
driǝs (Q078p Wellen),
drēi̯ǝs (L387p Posterholt),
drēs (L417p As, ...
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
L331b Boukoul,
L360p Bree,
Q035p Brunssum,
Q096p Bunde,
Q198p Eijsden,
L320a Ell,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
L366p Gruitrode,
L322p Haelen,
L320c Haler,
L291p Helden,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
Q100p Houthem,
L320p Hunsel,
L289a Hushoven,
Q088p Lanaken,
L289b Leuken,
L377p Maasbracht,
L319p Molenbeersel,
L382p Montfort,
Q253p Montzen,
L294p Neer,
L367p Neerglabbeek,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
L322a Nunhem,
Q198b Oost-Maarland,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L387p Posterholt,
L420p Rotem,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg,
L289p Weert),
drēš (Q249p Aubel, ...
L426p Buchten,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q203p Gulpen,
L429p Guttecoven,
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
Q204a Mechelen,
Q196p Mheer,
Q199p Moelingen,
Q253p Montzen,
Q022p Munstergeleen,
L427p Obbicht,
Q032a Puth,
Q111q Ransdaal,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
Q015p Stein,
L432p Susteren,
Q112b Ubachsberg,
Q014p Urmond,
Q117a Waubach,
Q278p Welkenraedt),
dręi̯s (Q156p Borgloon, ...
Q002p Hasselt,
Q020p Sittard),
dręi̯š (Q112a Heerlerheide, ...
Q020p Sittard),
dręs (L370p Kessenich),
drīs (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
Q071p Diepenbeek,
L413p Helchteren,
L414p Houthalen,
P171p Landen,
K278p Lommel,
K315p Oostham,
L290p Panningen,
K353p Tessenderlo,
Q162p Tongeren,
Q178p Val-Meer),
drīst (K278p Lommel),
drīǝs (Q072p Beverst),
galgendries:
galgǝndris (P188p Hoepertingen),
gras:
grās (L374p Thorn),
groes:
grōs (L374p Thorn),
grūs (K361p Zolder),
groesdries:
grōsdrēs (L326p Grathem),
kleedries:
klidrēs (L360p Bree),
klēdręi̯š (Q020p Sittard),
koedries:
kudrēs (L360p Bree),
pas:
pēs (L246p Horst),
schaapsdries:
šǭpsdrēš (Q111q Ransdaal),
spurriedries:
spɛrxdrēs (L360p Bree),
velddries:
vɛltdrēs (L326p Grathem),
vogelswei:
vōgǝlswē (L414p Houthalen)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|