e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duig bomstuk: bǫmštø̜k (Tegelen  [(bredere duig waar het bomgat in gemaakt werd)]  ), druif: dr ̇uf (Meeswijk), dr ̇ūf (Roermond  [(meervoud: drūvǝ)]  , ... ), drōf (Gronsveld), drū.f (Panningen), drūf (Eisden, ... ), drǫwf (Maastricht  [(meervoud: drūvǝ)]  ), duif: dūf (Tongeren), duig: duig (Borgloon, ... ), dȳ.x (Tungelroy), dȳx (Ell, ... ), dø̜̄x (Hasselt), dē̜x (Hasselt), plank: plaŋk (Roermond), ponstuk: pǫnstøk (Tongeren  [(bredere duig waar het bomgat in gemaakt werd)]  ), staaf: stāf (Blerick  [(meervoud: stē̜f)]  , ... ), štā.f (Panningen  [(meervoud: št ̇ē̜f)]  ), štāf (Tegelen  [(meervoud: štē̜f)]  ) Elk van de gebogen platte stukken hout waaruit de wand van een kuip, ton of vat is samengesteld. Zie ook afb. 207. Volgens een invuller uit Tegelen (L 270) gebruikte de kuiper uit die plaats de benaming staaf (štāf) om een rechte duig aan te duiden. Een gebogen duig werd een duig (dø̜jx) genoemd. In het algemene spraakgebruik was echter het woord druif (drūf) gangbaar. [N E, 10; monogr.] II-12