28471 |
eitjes |
eier:
ēr (L414p Houthalen),
ęjr (P107a Rummen, ...
P176p Sint-Truiden),
ęjǝr (P120p Alken, ...
L372p Maaseik,
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden,
L215a Wellerlooi),
(enk)
ē (L414p Houthalen),
ɛ̄j (Q253p Montzen),
eitjes:
eitjes (L428p Born, ...
K317a Kerkhoven,
K278p Lommel,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek),
ājǝs (K353p Tessenderlo),
ēkǝns (Q002p Hasselt),
ētjǝs (Q002p Hasselt),
ęjkǝs (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
Q071p Diepenbeek,
L421p Dilsen,
Q018p Geulle,
Q113p Heerlen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L246p Horst,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L265p Meijel,
L381b Peij,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L289p Weert,
P177p Zepperen),
ęjtjǝs (L371a Geistingen),
moereitjes:
mūręjkǝs (L374p Thorn)
|
De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a]
II-6
|