25807 |
gistvloot |
afvalbak:
āfvalbak (L325p Horn),
bakjes:
bɛkskǝs (Q020p Sittard),
drabkuip:
drabkȳp (L325p Horn),
gistkuip:
gestkāp (P180p Kerkom),
gɛskȳp (L325p Horn),
gistkuipjes:
gē.skȳpkǝs (L290p Panningen),
gistvloot:
gɛvlø̄t (L318p Stramproy),
heefkuip:
hēfkāp (P180p Kerkom),
hoofdkuip:
hoofdkuip (L210p Venray),
kuip:
koǝp (Q078p Wellen),
kȳp (L325p Horn, ...
L289p Weert),
kūp (Q101p Valkenburg),
lekbak:
lękbak (Q032p Schinnen),
loupe:
lup (Q095p Maastricht, ...
Q099p Meerssen),
restkuip:
restkuip (L250p Arcen),
verzamelbak:
verzamelbak (L290p Panningen),
vǝrz ̇āmǝlb ̇ak (L362p Opitter),
vloot:
vlōt (L210p Venray),
vlootje:
vlyǝtjǝ (Q101p Valkenburg),
vlø̄tjǝ (L318p Stramproy),
(mv.)
vlø̄tjǝs (Q020p Sittard)
|
De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.]
II-2
|