29511 |
glazuurmolen |
glazuurmolen:
glazȳrmø̄̄lǝ (L270p Tegelen),
kollermolen:
kǫldǝrmø̄̄lǝ (L163p Ottersum),
loodmolen:
lōtmø̄̄lǝ (L163p Ottersum),
lūtmø̄̄lǝ (L270p Tegelen),
lūǝtmø̄̄lǝ (L270p Tegelen),
loodselmolen:
lȳtsǝlmø̄̄lǝ (L270p Tegelen)
|
Molen voor het bereiden van glazuur in de pannen- en steenfabrieken. [monogr.] || Molentje voor het malen van glazuursel, bestaande uit een hardstenen kom van ongeveer tachtig cm doorsnede met een maalsteen. Zie ook afb. 9. Het woordtype kollermolen (L 163) duidt eerder op een molen met verticaal geplaatste lopers die rondwentelen op een horizontale plaat. Zie ook het lemma ɛkollergangɛ in de paragraaf over de mechanisatie van de kleibereiding bij steenbakkerijen.' [N 49, 53f; monogr.]
II-8
|