id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
31262 | gleufstaak | ezel: ēzǝl (Neeritter), felsijzer: fęls˱īzǝr (Reuver), gleufstaak: glø̜fštāk (Roermond), gleuftas: gleuftas (Bleijerheide), groefijzer: gruf˱īzǝr (Montfort), holle tas: hǭl, hol tɛš (Schimmert), matrijs: mǝtrē̜jǝs (Loksbergen), pijpenstaaf: pīpǝstāf (Neeritter), staak: stāk (Well), vorm: vǫrǝm (Klimmen) | IJzeren staak waarbij in de vlakke bovenzijde een groef of geul ingevijld is. De pinvormig uitlopende onderzijde van het werktuig wordt in het gat van het aambeeld geplaatst. De gleufstaak wordt als ondergrond gebruikt wanneer men in een metalen plaat een geul wil slaan. Zie ook afb. 22. [N 33, 212; N 64, 35b; N 66, 16b] II-11 |