34324 |
goed groeiend varken |
(ene) gelpe:
gɛlpǝ (L328p Heel),
(het) beste:
bɛstǝ (L267p Maasbree),
exemplaar:
ɛksǝmplár (L265p Meijel),
gelp (bijvgl. nmw.):
gęlp (L266p Sevenum),
gelp varken:
gɛlp vɛrkǝ (L266p Sevenum),
goed schikkend varken:
gōt šekǝnt vɛrǝkǝ (Q112p Voerendaal),
goede groeier:
goede groeier (L376p Linne),
het goed doen:
(het varken) dø̜i̯t ǝt gōt (L374p Thorn),
mastvarken:
masvɛrkǝ (L426z Holtum),
mestvarken:
mɛsvɛrǝkǝ (Q098p Schimmert),
schik in zitten:
(in dat varken) zetst šek e (Q121p Kerkrade),
uitschieter:
ātsxitǝr (P219a Heiselt, ...
P219p Jeuk),
vlotte groeier:
flotǝ grøi̯ǝr (L320a Ell),
voorloper:
vø̄rlypǝr (L414p Houthalen),
vø̄rlø̄pǝr (L423p Stokkem),
vø̄rlø̜i̯pǝr (L318d Altweert),
zich goed maken:
zex gōt mākǝ (Q027p Doenrade),
zich goed masten:
(het varken) mas zex gōt (Q011p Boorsem),
zich goed schikken:
(ene die) zexui̯ sxekt (L414p Houthalen, ...
Q001p Zonhoven),
(ene die) zexui̯ šek (Q081a Heesveld-Eik),
(ene die) zexui̯ šekt (L418p Niel-bij-As, ...
Q005p Zutendaal),
zex gōt šekǝ (Q197p Noorbeek)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|