e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groentevrouw gemsehndlerin (du.): gəmusheͅndlərin (Welkenraedt), gemsevrouw (<du.): gemusvrouw (Simpelveld), gemössvrouw (Rimburg), gemösvrouw (Montzen), gemsewijf (<du.): gemeuswief (Vijlen), groene vrouw: grynvrɛ‧əf (Tessenderlo), groenselmarkt?: griensəlmerk (Kermt), groenselvrouw: greenselvrouw (As, ... ), greunselvrouw (Geistingen, ... ), greuntselvrouw (Eisden), grienselvrauw (Rosmeer), griensəlvrouw (Eigenbilzen), grīnsəlvrō (Martenslinde), gru[i}nsəlvrōͅ (Loksbergen), grunselvraa (Landen), grunselvrouw (Kaulille), gry(3)̄nsəlvrou (Aalst-bij-St.-Truiden), minder  gruunselvrouw (Nieuwerkerken), groenselvrouwmens: grynsəlvroməs (Zonhoven), groenselwijf: grienselwijf (Kuringen), groenselwijf (Heusden, ... ), gronsəlwīf (Rekem), gruunselweef (Zichen-Zussen-Bolder), gruunselwij[ə}f (Nieuwerkerken), grynsəlweͅ[i}f (Zonhoven), gréunsëlwief (Lanklaar), grünselwijf (Wellen), woord en stiel komen in de Kempen zelden voor  grinsəlwijf (Peer), zeer weinig gebruikt  grynsəlwīf (Sint-Huibrechts-Lille), groenteboerin: grunteboerin (Hoeselt), groentekar: Geen bijzondere naam voor man of vrouw  gruntek(tm)r (Hamont), groentemarchal: gr"ntemaršal (Neeroeteren), groentesvrouw: greentesvrouw (Veldwezelt), greuntesvrouw (Obbicht, ... ), groenteverkoopster: greunteverkoupster (Kessenich), grunteverkuupster (Boorsem), grøͅntəvərkupstər (Lummen), grünteverkoopster (Hoeselt), groentevrouw: gr"ntĕ vrow (s-Gravenvoeren), greentəvruiw (Meeuwen), greuntevrouw (Asenray/Maalbroek, ... ), greuntevroŭw (Vroenhoven), greuntjevrouw (Heel, ... ), greŭntevrouw (Kanne), grēntəvrö:w (Opglabbeek), grēntəvrö:y (Opglabbeek), grēūntevrouw (Susteren), grientevroo (Hasselt), grientevrouw (Peer), grīntevruəw (Schulen), groentevrouw (Rijkhoven), grontəvrouw (Lanaken), grōntəvrōͅw (Maastricht), grŏntevrouw (Blerick), gruintevrouw (Bingelrade, ... ), gruntenvroo (Zolder), gruntevrouw (Achel, ... ), gruuntevrouw (Afferden, ... ), grūūntevrouw (Meerlo), grŭntevrouw (Arcen, ... ), grŭŭntevrouw (Merselo), gry(3)̄ntəvrouw (Zichen-Zussen-Bolder), gryntəvroͅw (Hamont), gryntəvroͅəw (Neerpelt), gröntevrouw (Heerlen, ... ), grøntəvroŭw (Lanaken), grüntevrouw (Griendtsveen, ... ), Xryntə-vrouw (Sint-Huibrechts-Lille), Xrøntəvrow (Maastricht), ps. deels omgespeld volgens Frings.  grøͅnte}vrouw (Mechelen), groentewijf: greentewief (Zutendaal), greuntewief (Berg-en-Terblijt, ... ), greuntewéf (Boorsem), grēntewī[ə}f (Neerglabbeek), grientenwijf (Peer), grienteweef (Rosmeer, ... ), groentenwief (Gruitrode), grōntəwīf (Maastricht), gruntewief (Oirlo), gruntewijf (Oostham), gruuntewief (Venray), gry(3)̄ntəwef (Zichen-Zussen-Bolder), gryntewēͅf (Hasselt), grüntewijf (Loksbergen), wi-j het de vrouw di-j greunten verkup (Rekem), groenvrouw: greunvrouw (Amby, ... ), leurster met groenten: leurster met groenten (Sint-Huibrechts-Lille), lgumemarchand (<fr.): legume marechand (Hechtel), legummemarchun (Paal), ləgøməmeͅršaŋ (Hasselt), lgumeverkoopster (<fr.): legummenverkujpster (Heusden), legümeverkoewepster (Neerpelt), ligumenverkoopster (Ulbeek), lgumevrouw (<fr.): legumevroo (Bilzen), legumevrouw (Eisden, ... ), legumevroô (Bilzen), legumme vrouw (Mielen-boven-Aalst), legummevrouw (Hechtel), legyməvrō (Beringen), legyməvrōͅ (Halen), lēgymməvrō (Sint-Truiden), ləgumməvroŭw (Wellen), ləguməvroŭw (Lanaken), ləgy(3)̄məvrow (Mechelen-aan-de-Maas), ləgy[i}məvroͅu (Borgloon), ləgy[ə}məvr(ou)[ə}w (Gutshoven), ləgyməvroͅw (Neerpelt, ... ), ləgyməvräu[j}w (Vroenhoven), ləgöməvro[u}w (Sint-Truiden), nieuw  legummevruiw (Opoeteren), lgumewijf (<fr.): legume waaif (Genoelselderen), legumenwief (Koersel), legumewaaif (Vreren), legumeweef (Rosmeer), legumewijf (Bilzen, ... ), legumewèf (Wellen), legummeweef (Zichen-Zussen-Bolder), leguumewaif (Vliermaalroot), legy(3)̄məwāif (Genoelselderen), légumewaaif (Mal), lögymmö wēͅf (Oostham), ləgy(3)̄mə-wijf (Sint-Huibrechts-Hern), ləgymə wef (Mettekoven), ləgyməwēͅf (Herk-de-Stad), lgumewijfje (<fr.): legume wéfke (Vliermaalroot), marktvrouw?: mahdvroøw (Lontzen), marktwijf: mertwief (Blitterswijck, ... ), (op de markt).  mertwief (Heek), mats: vgl. Sittard Wb. (pag. 233): matsj, brij, weke pap. [vgl. Du. Matsch, 1. modderbrij, dooitroep; 2. smurrie].  matsj (Sittard), moosmak: moosmak (Mheer), moosmats: (op de markt).  moosmatch (Heek), vgl. Sittard Wb. (pag. 233): matsj, brij, weke pap. [vgl. Du. Matsch, 1. modderbrij, dooitroep; 2. smurrie - cf. Du. Mus, moes, brij?]  moosmatsj (Schinveld), moosvrouw: moesvrouw (s-Herenelderen), moosvrouw (Puth), mooswijf: moaswief (Sittard), moesweef (Mopertingen), moeswijf (Bilzen), moodwief (Klimmen), mooswief (Amby, ... ), mooswièf (Nederweert), mooswīf (Vroenhoven), mouswief (Doenrade), mōōswief (Grevenbicht/Papenhoven), mōswiev (Lanaken), mōswif (Rotem), mōswīf (Opgrimbie, ... ), mŏŏswief (Lottum), (is scheldnaam).  mooswīēf (Heer), (Maastricht).  mouswief (Einighausen), enkel in minachtende zin  mōswīf (Opgrimbie), klapei  mo‧swif (Mechelen-aan-de-Maas), oud  mooswie[e}f (Opoeteren), vrouw van het lgumekarretje (<fr.): vrouw van ⁄t legumenkarke (Bocholt) groentenvrouw [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 24 (1937)] || groentevrouw [SGV (1914)] III-3-1