18300 |
groflinnen beenwindsel |
beenbinder:
bieënbinders (L353p Eksel),
beenkap:
[sic]
beinkappe (L269p Blerick),
beenlap:
beenlap (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
beinlappe (L326p Grathem),
beinlappen (L289a Hushoven, ...
L289p Weert),
beinlep (Q020p Sittard),
bēnlap (Q178p Val-Meer),
bieənlappə (K358p Beringen),
biënlappe (P048p Halen),
bīənlapə (K358p Beringen),
béénlappe (L432p Susteren),
beenslet:
WNT: beenslet, Uit Been (II) en Slet, in den verouderden zin van lap, doek. In sommige streeken, als b.v. in de Meierij, in gebruik voor doeken die over de kousen worden gebonden, derhalve eene soort van slobkousen.
bein-schlette (Q098p Schimmert),
beinslette (L289a Hushoven, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
beͅeͅnsleͅtə (L317p Bocholt),
WNT: beenslet, Uit Been (II) en Slet, in den verouderden zin van lap, doek. In sommige streeken, als b.v. in de Meierij, in gebruik voor doeken die over de kousen worden gebonden, derhalve eene soort van slobkousen. [sic, onnauwkeurige opgave v.d. informant?]
beînsletter (L289p Weert),
biənleͅtə (L316p Kaulille),
beenwindel:
beͅinweŋələ (Q012p Rekem),
beenwindsel:
beinwindels (L271p Venlo),
beinwinsels (Q095p Maastricht),
broekvestje:
brookvèsje (Q204a Mechelen),
broekwindel:
brookwingel (Q099p Meerssen),
emballage (fr.):
Van Dale (FN): emballage, 1. verpakking(smateriaal - 2. inpakking. (vgl. Van Dale [AN])
ambəlaš (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
gamasche:
kemasje (Q028p Jabeek),
get:
gette (K318p Beverlo, ...
Q177p Millen,
Q096c Neerharen,
L368p Neeroeteren,
L420p Rotem,
K353p Tessenderlo),
getten (Q086p Eigenbilzen),
getə (K361a Boekt/Heikant, ...
L360p Bree,
L286p Hamont,
L312p Neerpelt,
K353p Tessenderlo),
geͅtə (L282p Achel, ...
K318p Beverlo,
P055p Kermt,
P046p Linkhout,
P176p Sint-Truiden),
gitte (L321a Ittervoort),
guet (Q099p Meerssen),
gètte (K361a Boekt/Heikant, ...
L423p Stokkem),
gɛitə (Q162p Tongeren),
gɛtə (P049p Donk (bij Herk-de-Stad), ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
jeͅtə (Q209p Teuven),
yetə (P044p Zelem),
yeͅtə (L420p Rotem),
[mv.]
getters (Q096a Borgharen),
[sic]
giedde (Q196p Mheer),
ook vaak leer, maar kort zoals de militairen dragen
gette (L321p Neeritter),
Vgl. Fr. guêtre.
gèt (Q011p Boorsem),
getje:
geͅtšəs (P174p Velm),
gɛtjəs (P222p Opheers),
moeilijk leesbaar
gettelses (P051p Lummen),
kleine gamasche:
kleine kamasse (L266p Sevenum),
knienlap:
kneenlappe (L381p Echt/Gebroek, ...
L381b Pey),
kuitenwindel:
kuute winjels (L332p Maasniel),
lange get:
laŋ yeͅtə (L372p Maaseik),
lap:
lappe (K317p Leopoldsburg),
lapə (K317p Leopoldsburg),
lapje:
[verkl.wd.]
lapkes (K317p Leopoldsburg),
lijnwaden stramp:
[sic]
lēͅvədə strampə (P218p Borlo),
linnen gamasche:
liene kemasse (L320a Ell),
lits:
litsə (Q156p Borgloon, ...
Q162p Tongeren),
pijpen (mv.):
piepe (Q102p Amby),
puttee (eng.):
(militair) poetjes (L318b Tungelroy),
poeties (Q096a Borgharen, ...
L330p Herten (bij Roermond),
Q095p Maastricht,
L329p Roermond,
Q104p Wijk),
poetje (L330p Herten (bij Roermond)),
poetjes (Q038p Amstenrade, ...
L430p Einighausen,
L330p Herten (bij Roermond),
L265p Meijel,
L265p Meijel,
Q022p Munstergeleen,
L322a Nunhem,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L216p Oirlo,
Q033p Oirsbeek,
L213p Well),
poette (Q097p Ulestraten),
pŏĕtties (Q111p Klimmen),
[Van Dale: puttee (Eng. <Hind.), m., vooral in het mv. (-s), beenwindsel voor militairen]
poetjes (L271p Venlo),
Lange smalle groene wikkel om het been, tot aan de knie, gedragen door soldaten.
poetisch (L216p Oirlo),
Net als in "dienst"poeties, poetjes.
poeties (L216p Oirlo),
Opm.: Ku.mt t woord "poetjes"van t Ingelse "puttees"?
poetjes (L164p Gennep),
rolget:
rolgeͅʔə (K314p Kwaadmechelen),
rolgetten
rolgéʔe (K314p Kwaadmechelen),
slijklap:
slieklappe (L246p Horst, ...
L246p Horst),
slijkwindel:
sjlìèjkwingels (L270p Tegelen),
šlieəkwingəls (L270p Tegelen),
slobhoos:
sjlophoaze (Q117a Waubach),
slophyəzə (L416p Opglabbeek),
slōphōzə (L422p Lanklaar),
slöphaoze (Q020p Sittard),
slöphooze (Q104p Wijk),
slobkous:
slopkouse (L378p Stevensweert),
slòpkouse (Q095p Maastricht),
slobsok:
slupszök (L266p Sevenum),
slupzök (L266p Sevenum),
stoffen stramp:
stoffe strampe (Q071p Diepenbeek),
stramp:
strampe (Q077p Hoeselt),
strampə (P218p Borlo),
vod:
[sic]
voͅdə (P046p Linkhout),
voetgetuig:
vootgetūūg (Q039p Hoensbroek),
voetlap:
voetlappen (L214p Wanssum),
vuutlep (L192a Siebengewald),
lappenkous
fooslappe (Q211p Bocholtz),
wag:
WNT: wagge, slobkous. Van Dale: wagge, (gew.) slobkous.
wagge (K357p Paal),
wagə (K357p Paal),
wikkelgamaschetje:
wikkelkomakskses (Q156p Borgloon),
windel:
wendels (K278p Lommel),
wendəls (Q093p Rosmeer),
wenjələ (Q007p Eisden),
windelen (Q080p Vliermaal),
windels (L368p Neeroeteren),
winjele (Q035p Brunssum),
winjels (L330p Herten (bij Roermond), ...
L331p Swalmen),
windsel:
windsels (P176p Sint-Truiden)
|
beenbedekking gemaakt van grof doek (voorloper van kemasse) || beenwindsel, gebruikt door militairen tot voor de Tweede Wereldoorlog || beenwindsels voor soldaten || Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || lage onderbeenkappen uit stof || puttees, beenwindsels van soldaten || windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)], [N 24 (1964)]
III-1-3
|