30597 |
grondverf |
dekverf:
dęk˲vɛrǝf (Q203p Gulpen),
fondverf:
fǫnvɛrǝf (P219p Jeuk),
gronding:
grõndeŋ (K353p Tessenderlo),
grondlak:
groŋklak (L267p Maasbree),
grondverf:
gronjtj˲[verf] (Q032p Schinnen),
grontj˲[verf] (L426p Buchten, ...
L328p Heel,
L330p Herten),
gront˲[verf] (Q203p Gulpen, ...
Q111p Klimmen),
groŋk˲[verf] (Q113p Heerlen, ...
L267p Maasbree,
Q117a Waubach),
grōnt˲[verf] (L163p Ottersum),
grǫnt˲[verf] (Q071p Diepenbeek, ...
L414p Houthalen,
L265p Meijel,
Q001p Zonhoven),
jroŋk˲[verf] (Q121p Kerkrade)
|
Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b]
II-9
|