30489 |
hangsteiger |
dakstoel:
dakštōl (Q098p Schimmert),
dekstoel:
dękštōl (Q111p Klimmen),
hangsteiger:
(h)aŋstęjgǝr (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
hangstoel:
haŋstul (L414p Houthalen),
haŋštōl (Q121c Bleijerheide),
haŋštōǝl (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
paardje:
pɛrtjǝ (L266p Sevenum),
schuitje:
sxȳtjǝ (L266p Sevenum),
steiger:
stęjgǝr (L320a Ell, ...
L318b Tungelroy),
zit:
zet (Q071p Diepenbeek)
|
Steiger waarop de dakdekker staat wanneer hij het onderste deel van de dakbedekking vervaardigt. De steiger bestaat uit vier planken die op zogenaamde steigerbokken rusten. Het geheel wordt met touwen aan de muur bevestigd. Zie ook het lemma 'Hangende steiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger die door de metselaar wordt gebruikt. [N F, 11; N 64, 147a]
II-9
|