29135 |
haspel |
bol:
bol (L265c Beringe),
grote haspel:
grote haspel (L163p Ottersum),
haspel:
haspǝl (L269b Boekend, ...
L320a Ell,
Q018p Geulle,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
L289b Leuken,
P047p Loksbergen,
Q095p Maastricht,
L292a Maxet,
Q204a Mechelen,
Q099p Meerssen,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
L289p Weert),
hāspǝl (L265p Meijel, ...
Q005p Zutendaal),
hāǝspǝl (P120p Alken, ...
P058p Stevoort),
hē̜spǝl (L266p Sevenum),
hǭ.spǝl (L290p Panningen),
hǭspǝl (L291p Helden),
streneklos:
strēnǝklos (L382p Montfort),
tweerbalk:
twērbalǝk (L429p Guttecoven),
vleuger:
(mv)
vlø̄gǝrs (P219p Jeuk),
wimpel:
wempǝl (P219p Jeuk)
|
Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D] || Houten stang met kruisvormige zijstukken om het garen te bewaren. Zie afb. 65 en 66. [N 48, 117b]
II-7
|