31852 |
holschaaf |
bolschaaf:
bǫlšāf (Q018p Geulle, ...
L385p Sint Odilienberg),
bǭlsxāf (L270p Tegelen),
bǭlšāf (L387p Posterholt),
holhobel:
hǫlhubǝl (Q121c Bleijerheide),
holle profielschaaf:
hǫlǝ prǫfilšāf (L421p Dilsen),
holle schaaf:
hǫlǝ sxāf (L163p Ottersum),
hǭl šāf (Q204a Mechelen),
holschaaf:
hǭlš ̇āf (L329p Roermond),
hǭlšāf (Q119p Eygelshoven, ...
L330p Herten,
Q015p Stein),
holschaafje:
hǭlšē̜fkǝ (L270p Tegelen),
kreus:
krø̄s (L421p Dilsen),
lijstenschaaf:
līstǝšāf (L434p Limbricht),
profielschaaf:
profilšāf (Q033p Oirsbeek),
ronde schaaf:
rōnǝ sxǭf (K353p Tessenderlo),
rondschaaf:
rontjšāf (L382p Montfort, ...
L299p Reuver),
rontšāf (Q111p Klimmen),
roŋkšāf (Q119p Eygelshoven),
spook:
spōǝk (L381p Echt),
welschaafje:
wɛlšāfkǝ (L381p Echt)
|
Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.]
II-12
|