34603 |
hooipalen |
bermhouter:
bɛrmhǫu̯tǝr (Q111p Klimmen),
bermpalen:
bɛrmpø̜̄l (L270p Tegelen),
(enkelv)
bɛrmpǭl (L270p Tegelen),
hooipalen:
hooipalen (L384p Herkenbosch),
høi̯pø̜l (L322p Haelen, ...
L270p Tegelen),
(enkelv)
høi̯pōǝl (Q113p Heerlen),
karhouter:
kɛrhǫu̯tǝr (L325p Horn),
karpalen:
karpalen (L214p Wanssum),
karpø̜l (L265p Meijel),
kāǝrpø̄l (L268p Velden),
kɛrpø̄ǝl (L290p Panningen),
kɛrpø̜̄l (L244c America, ...
L294p Neer),
(enkelv)
kɛrpǭl (L295p Baarlo),
oogstpalen:
au̯xstpø̜l (L322p Haelen, ...
L331p Swalmen),
palen:
pø̜̄l (L331b Boukoul, ...
L294p Neer,
L331p Swalmen),
pø̜l (L332p Maasniel, ...
L265p Meijel),
(enkelv)
pu̯ǫl (Q077p Hoeselt),
pōl (L330p Herten),
pǭl (L434p Limbricht)
|
Vier lange palen die op de vier hoeken van de bak van de hoogkar gezet wordt om hooi te vervoeren. Blijkens de geografische spreiding van de opgaven waren de hooipalen vooral in het midden en noorden van Nederlands Limburg in gebruik. [N 17, 40 + 72b; N G, 59e]
I-13
|